Bijbelverhalen

OT. 40 – Ik zie wat jij niet ziet (Num. 23)

Geschreven door Josine de Jong (zie bijbelverhalen.nl)

Numeri 23

Bij dit verhaal heb ik echt de hulp nodig van kinderen die een hond hebben. Willen jullie even vertellen dat jullie hond kan praten? Ja, ga je gang. Ik wacht wel even met het verhaal. Wat zeg je? Kan je hond niet praten? Nee, ik bedoel niet met woorden, maar door zijn manier van doen. Als je veel van een beest houdt, dan begrijp je wat hij wil zeggen, zonder woorden. Hij pakt een stok en brengt die bij je: Baasje gooi hem eens weg… Hij staat bij de buitendeur en blaft blij kwispelend. Dat betekent…… Precies. Dat wou ik maar even zeggen. Vroeger hielden de mensen geen honden, maar ze hadden wel ezeltjes en daar ga je echt aan hechten. Het zijn aanhankelijke lieve dieren. De vrouwtjes dan wel te verstaan.

‘Majesteit, ik zie hem!’
Op de hoge uitkijkpost, waar koning Balak van Moab zijn tenten heeft opgeslagen wijst Shimon Met De Scherpe Ogen naar een punt heel in de verte. Shimon is een wachter van de koning met supergoeie ogen. Hij ziet wat een ander niet ziet. Balak komt meteen kijken en tuurt met zijn hand boven de ogen naar het land in de verte.
‘Waar dan?’ vraagt de koning nerveus. Hij wacht al wekenlang op de waarzegger Bileam. Die moet het volk van Israël, dat de grenzen van zijn land nadert, vervloeken. Het wordt met de dag dringender.
‘Ik zie niks, Shimon…’
‘’Daar, in de verte, majesteit, als u hier komt staan en langs mijn vinger kijkt… Daar waar de akkers overgaan in bosgebied, bij de dikke oude eik, ziet u wel, links van de rivier de Arnon… Twee mannen en één op een ezel. Dat zal Bileam zijn.’
‘Nou, het zal tijd worden,’ zucht de koning opgelucht. Hij wil niet toegeven dat hij niet kan zien wat Shimon ziet. ‘Ar, Wahieb,’ beveelt hij twee knechten, ‘geef opdracht dat ze in het kamp beneden mijn koninklijke rijtuig in orde maken en maak je gereed om met me mee te gaan. Ik ga persoonlijk die Bileam hierheen halen, want dit is uiterst urgent. Vooruit, Tempo!’ Hij klapt in de handen om zijn woorden kracht bij te zetten.

Hoe zit dat nou? Bileam mócht toch niet naar Balak gaan om het volk te vervloeken? God had hem hem toch verboden? Deed hij het toch stiekem?
Nee, dat niet. Toen Bileam het voor de tweede keer aan God vroeg had de Here gezegd: ‘Nu die mannen weer gekomen zijn om je te ontbieden, sta op en ga met hen mee. Maar alleen wat ik tegen je zeg, mag je uitspreken.’
Bileam blij natuurlijk. Er was toch nog een kans op een rijke beloning van de koning. Dus pakte hij zijn spullen, riep twee knechten en ging op weg op zijn ezelin, een lief trouw beest dat hem al jaren diende. En wat een geluk dat hij die slimme Grijsje uitkoos, anders zou het zijn laatste dag geweest zijn… Hoor maar!

‘Klipklap, klipklap,’ doen de hoefjes van de ezel.
Ze schijnt geen last te hebben van de hitte van de zon. De twee knechten laat ze al spoedig achter zich en Bileam is blij dat hij even alleen is om na te denken over zijn geweldige toekomst. In gedachten zit hij het geld al uit te geven. Een groter huis, een paard en wagen of een kameel met een tentje bovenop, nieuwe kleren voor zijn vrouw en kinderen… Wat een bofkont is hij toch. Die Balak heeft hem wel erg dringend nodig, dat hij zulke belangrijke mensen naar hem toestuurde!
Wat zal hij voor vloek bedenken… eh… met Gods hulp natuurlijk?
‘Israël, God heeft al jullie zonden en opstandigheid gezien en nu zullen er allemaal ziektes…’
Hé wat is dat nou?
De ezelin doet raar. Ze gaat zo maar van de weg af, de akker op en daar blijft ze staan. Met haar poten wijd uiteen balkt ze ie-a, ie-a!! Ze wil gewoon niet meer verder. Is ze ergens van geschrokken?…
Bileam laat zich van haar rug afglijden en pakt een dikke stok.
‘Stom dier! Vooruit, die kant heen!’ Na een paar rake klappen vlucht het dier weer de weg op. Bileam rent erachteraan, springt weer op haar rug en vervolgt zijn reis. In de laagvlakte ver vooruit bij de rivier ziet hij nog net de achterhoede van de karavaan gezanten die hem bezocht hebben.

Grijsje heeft pijn, de klappen kwamen hard aan en nu zit haar baasje precies op die beurse plekken.
Bij elke stap die ze doet schuurt zijn rechterbeen tegen de plek…
Ie-a, ie-a! balkt ze droevig.
En eigenlijk is het gemeen, want ze was niet voor niks van de weg af gegaan. Er was een soort lichtmens met een gevaarlijk ding in zijn handen. En dat lichtmens versperde de weg. Het was doodeng!! Waarom zag haar baasje dat nou niet. Zat hij soms te dromen in de zon? Nou ja, Grijsje droomde ook wel eens in de zon, maar niet als er gevaar was.
De weg versmalt zich, loopt nu door wijngaarden, omringd door muurtjes. Grijsje met de lange oren hoort de echo van haar voetstappen veranderen. Ze flappert wat met die oren om een vlieg weg te jagen die steeds om haar kop zoemt. Maar ineens: daar is het enge lichtmens weer!
O, waar moet ze heen? Grijsje kan niet links en niet rechts, haar baasje wordt boos en port haar in de zij, maar vóór haar is… DIE ENGEL VAN GOD!

‘Au! Au! Rotbeest!! Wat doe je nou weer?!’ schreeuwt Bileam boos als de ezelin zijn been bijna afklemt tegen de muur. Gelukkig (?) heeft hij die stok nog… Hij slaat en slaat. Als Grijsje even later weer verder loopt heeft ze nog meer pijn.
Ie-a, ie-a!!

Waarom wil die engel van de Heer Bileam tegenhouden? God had toch toegestaan dat hij ging? Ja, maar Bileam denkt dat hij op een slimme manier God voor de gek zal kunnen houden. Toch nog een beloning binnen te kunnen slepen voor een woord dat je op twee manieren kunt uitleggen. En daar wil God even heel goed een stokje voor steken. Zó werkt het dus niet!
En daarom verschijnt de engel van de Heer voor de derde maal op Bileams pad.
Kijk, nu gaat hij op een heel erg smal stukje van de weg staan. Hier kan echt niemand omheen.
Grijsje verstijft als ze hem ziet. Haar bek gaat open zodat haar brede gelige tanden te zien zijn. Balkend van angst zakt ze door haar poten…
Kon ze maar praten dan zou ze zeggen: ‘Baasje, wat heb ik je gedaan, dat je me nu al drie keer slaat met een stok? Ben ik niet je trouwe ezelin waarop je al je leven lang hebt gereden? Vind je dit normaal???’
Maar ezels kunnen niet praten. Of wel? Kan God een ezel laten praten?
Bij God zijn alle dingen mogelijk.
Bileam schrikt zich in ieder geval ondersteboven. Zijn ezelin die praat?
Met een schok keert hij tot de werkelijkheid terug. Zijn ogen worden geopend en wat ziet hij? Vóór hem staat groot en vlammend de engel van de Heer met getrokken zwaard. En nu is het zijn beurt om in het stof te kruipen.

‘Waarom heb je je ezel geslagen?’ zegt de engel woedend, ‘Ben jij nou die grote ziener? Je ezel ziet meer dan jij. Je hebt je leven aan haar te danken, man.’
Bileam durft zijn hoofd niet op te heffen van schaamte.
‘Sorry, sorry!’ kreunt hij, ‘Ik zag u echt niet. Als u het niet goed vindt dat ik naar Balak ga, dan ga ik wel terug!’
Maar dat hoeft niet. De engel maakt Bileam alleen goed duidelijk, dat hij niet mag vervloeken, alleen wat God wil zal gebeuren. Is dat goed begrepen?
‘Ja, ja, alleen de woorden van God zal ik uitspreken,’ kreunt Bileam doodsbang. ‘Ik beloof het, ik beloof het!’
Bileam is weer terug bij de les.
Wat was hij dom om over rijkdom en geld te fantaseren, in plaats van over de grote daden van God.

Na een tijdje vinden zijn knechten Bileam zittend naast zijn ezelin. Hij streelt haar nek en rug en prevelt lieve woorden tegen haar. Hij ziet nog steeds sterretjes.
‘Mijn beste trouwe Grijsje…, bedankt dat je mijn leven redde. Jij zag wat ik niet zag.’ zegt hij vol schaamte.

En Grijsje zelf? Is ze van de schrik bekomen?
Ja hoor! Na een tijdje is ze vergeten wat er gebeurd is. Want dat is het verschil tussen mensen en ezels. Mensen onthouden. Ze schrijven verhalen en duizenden jaren later leren kinderen zoals jullie, dat ezels soms slimmer zijn dan mensen.

Download PDF