Bijbelverhalen

OT. 38 – Overal slangen (Num. 21)

Geschreven door Josine de Jong (zie bijbelverhalen.nl)

Numeri 21

‘Mamma, mamma! Kom gauw. Neef Gilead is gebeten door een gifslang. Hij is stervende. O mam, u weet overal de juiste kruiden voor te vinden… Zoek gauw het juiste medicijn, vlug!’
Totaal ontdaan komt Rachel de tent van Aram en Tamara binnen.
Moeder schrikt vreselijk. Neef Gilead gebeten? Door een giftige slang? Dan moet ze er snel bij zijn. Ze haalt de baby van de borst en legt haar op een veilig plekje.
‘Pas goed op haar!’ zegt ze tegen Sufa, het jongere zusje van Rachel. ‘Ik kom zo gauw mogelijk terug.’
Ze grist een platte tas met gedroogde kruiden mee en duwt Rachel een kleine kruik water in handen. Zo snel ze kan rent ze naar de plek des onheils.
Maar… neef Gilead blijkt niet de enige te zijn die gebeten is. Er is niet één gifslang, maar er zijn er honderden! En die hebben even zovele slachtoffers gemaakt! Er woedt een enorme slangenplaag in de voorhoede van de karavaan van de Israëlieten. Tamara ziet hoe overal mensen staan te springen en te gillen om aan die giftige beten te ontkomen. Maar daar is geen kruid tegenop gewassen. Hier en daar liggen er al lijken op de grond.
‘Rachel, terug!’ gilt ze. ‘Blijf uit de buurt! Neem Sufa en de baby en vlucht het kamp uit…. Ik kijk of ik iemand helpen kan.’
Alsof de duivel haar op de hielen zit rent Rachel terug, hopend dat ze de slangen achter zich kan laten. Overal doodskreten en panisch gegil.
‘O God, o God, red ons, red ons van de dood!! We hebben gezondigd, vergeef ons!’
Het was begonnen toen het volk van de berg Hor was opgetrokken in de richting vanwaar ze gekomen waren. Mozes had van God de opdracht gekregen om om het land Edom heen te trekken en niet erdoorheen. Want de Edomieten waren nakomelingen van Esau en God wilde hen sparen. Een paar mopperaars hadden een grote groep aangestoken. Ze zeurden over die rotwoestijn, de hitte, de stenen, de wind, de droogte… Elke dag afzien. En dat nu al jarenlang.
Wat aanvankelijk binnensmonds gemompeld werd, groeide uit tot een protestdemonstratie richting hun leider. Mozes schrok van hun woedende blikken en hun grote bekken.
‘Hé, zeg Mozes, we zijn het nou spuugzat! Waarom heb je ons eigenlijk uit Egypte weggevoerd? Om hier te creperen in deze woestijn? Is dit normaal? Geen brood, geen water…’
‘Jullie krijgen toch elke ochtend manna?’ vroeg Mozes, die een zacht karakter had, maar dat antwoord maakte hen nog bozer.
‘Die troep!!’ schreeuwden ze respectloos, ‘Daar kotsen we van, man. Die flauwe smaak… gewoon goor! ’t Is net of je een klap in je gezicht krijgt…’
En toen was het begonnen, die plaag, als straf van God, die hen tot hier toe zo geweldig had geleid. Mozes zag allemaal kleine slangen komen, vanonder stenen en rotsblokken, hun tanden vol venijn en hun ogen boosaardig fel. De gespleten tongetjes flitsten heen en weer. Er was geen ontkomen aan. De dood sloeg zijn slag!
De tranen rolden over Mozes wangen toen hij de ellende zag. Deze opstand was niet tegen hem gericht, maar eigenlijk…. tegen God zelf! Hij viel op zijn knieën en schreeuwde: ‘O Almachtige wees hen genadig en straf hen niet naar hun ongerechtigheden. Ze weten niet wat ze doen!…’
Kun je het je voorstellen, tussen al die mensen in doodsnood één persoon, die bad en pleitte voor zijn volk. Hij dacht niet aan zijn eigen leven, of hij soms gebeten zou worden, maar deed… Wacht eens even. Hij deed wat Jezus ook deed. Hij bemiddelde tussen God en de zondige mens.
‘Oi, oi, oi!’ klonk het overal, ‘Dit is onze eigen schuld. We hebben gezondigd tegen de Here.’
Tamara, die had willen helpen werd zelf ook gebeten. Ze dacht aan haar arme kinderen en gilde in doodsnood: ‘Mozes, bidt dat die slangenplaag ophoudt! Mijn arme kinderen… o God!’
Ja, hoe ging het eigenlijk met de kinderen? Rachal was als de gesmeerde bliksem naar de tent gerend. Zou ze op tijd zijn? Van ver hoorde ze Sufa al schreeuwen en de baby huilen. Ze was te laat. Een rode plek op het voetje van de baby liet zien waar een giftige slang het arme kindje had gebeten. ‘Nee!!’ schreeuwde ze machteloos. ‘Niet ons lieve zusje, Here God!’
Intuïtief voelde ze aan waar ze met het kindje naar toe moest.
‘Kom op Sufa, houdt mijn rok vast. We moeten snel zijn!’ Struikelend over stenen en rotsen renden de kinderen naar Mozes.
‘Kijk naar boven. Kijk naar de koperen slang!’
Mensen liepen met stervenden te zeulen en wezen hen op Mozes, die met een paar mannen een koperen slang op een paal omhoog hield. Dat had God hem opgedragen in antwoord op zijn voorbede. Mozes’ stem was van verre al te horen: ‘Kijk naar de koperen slang! Dit is Gods genade. Je zult leven…!’
Rachel zag in het voorbijgaan een vriendje die probeerde zijn bewusteloze ouders te redden. Hij tilde hun hoofd op en wees in de richting van de slang. Gelukkig, de ogen van de vader en moeder gingen open. Ze herstelden… En meer mensen vonden genezing.
Rachel aarzelde geen moment. Ze droeg haar babyzusje zo dicht mogelijk naar de koperen slang en schudde haar wakker.
‘Zusje, kijk, kijk daar eens…’
Sufa ging ook meedoen. ‘Zusje, kijk!’…
Net toen ze dachten dat de baby het niet zou redden gingen haar oogjes open en ze keek omhoog… Gods genezing kwam als een warme golf over hen heen…
Van over de heuvel kwamen twee mensen strompelend naar beneden. Het waren Aram en Tamara nog beverig van schrik. Ze leefden allemaal nog, dank zij de genade van God. Maar neef Gilead was dood.
De boodschap van dit verhaal werd doorverteld aan kinderen en kleinkinderen, duizenden jaren lang en nog steeds. ‘Wij zijn zondaren. God is genadig en geeft ons leven.’
De Heer Jezus kende het verhaal ook, want in Johannes 3 staat, dat Hij er over sprak met Nicodemus. Hij zei: ‘Zoals de slang in de woestijn verhoogd werd, zo moet Ik aan het kruis gaan, opdat iedereen die in mij gelooft eeuwig leven zal krijgen.’
Heb jij al naar het kruis gekeken? Heb je vergeving gevraagd voor al je zonden? Dan heb je Gods liefde ervaren. Jezus is onze enige redding. Amen.

Download PDF