Bijbelverhalen

10 Petrus op het dak

—————————————–
Spelers: Petrus, stem, Theresa, twee mannen.
—————————————–
Petrus: Hè, wat is het hier toch heerlijk koel op het dak. Nog een paar uur en dan gaat de zon weer
onder. Ik ben blij dat ik even ongestoord heb kunnen bidden. Er is zoveel waarover ik met mijn vriend
Jezus wilde praten. Al mijn zorgen heb ik aan hem verteld en nu ben ik vreselijk blij.
Vrouwenstem Theresa: Petrus wil je wat eten, vruchten en wat brood soms?
Petrus: (roept over de rand van het dak): Ja graag Teresa. Ik heb honger gekregen van het bidden.
Theresa: Komt er aan Petrus.
Petrus: Het bidden heeft mij echt goed gedaan. Al is Jezus niet meer bij me, toch spreekt hij tot me.
Als ik mijn ogen sluit lijkt het wel of ik bij hem ben. Wat een schitterend licht en al die kleuren. Wat een
hemelse muziek. Het lijkt wel of ik droom…
(Er komt een laken naar beneden zakken met allerlei dieren erin (knuffels) Viervoetige dieren,
kruipende dieren, vogels)
Stem van een engel: Sta op Petrus, slacht en eet hiervan.
Petrus is verbaasd en kijkt wat er in het laken zit: Bah! Een varken, een hagedis, een reiger? Nee,
dankuwel, ik eet geen onreine dingen, dat heb ik nog nooit gedaan. Dat is verboden in de Thora.
Stem: Wat God rein verklaard heeft, mag je niet onheilig noemen.
Petrus: Sorry, maar ik walg ervan.
Stem: Eet ervan Paulus. Het mag van God.
Petrus: Ik zou me vies voelen en zondig.
Stem: Dit is Gods opdracht, Petrus.
Petrus: Nou, daar snap ik niks van.
(Laken gaat weer omhoog.)
Petrus: Wat een vreemd visioen. Wat moet dat betekenen. Ik denk wel dat het van God kwam, maar
moet ik nou echt zwijnenvlees gaan eten? Ik moet er niet aan denken…
(Bel gaat)
(Je hoort ze beneden vragen): Woont hier soms iemand die Simon Petrus heet?
Therese zegt: Ja hoor. Hij zit op het dak gaat u de trap maar op.
(Petrus zit te piekeren wat het gezicht wel zou betekenen als de twee mannen de trap opklimmen.)
Stem: Petrus, twee mannen zoeken je, ga met ze mee zonder bezwaar te maken, want Ik heb ze
gezonden. Het zijn geen Joden, maar Ik wil dat ook zij in Mij gaan geloven.
Mannen: Meneer Simon Petrus? Bent u dat zelf? Gelukkig, we hebben u gevonden. Wij zijn knechten
van de hoofdman Cornelius uit Ceasarea, een Romein, die ook in de God van Israël gelooft. Hij niet
alleen, maar zijn hele gezin is gelovig. Onze meester geeft ook veel geld aan de arme mensen.
Petrus: Kom verder, mannen. Nu begrijp ik wat God mij net wilde duidelijk maken. Vertel mij waarom
u gekomen bent. Ik ben één en al oor.
Mannen: Cornelius heeft een engel gezien die tegen hem zei, dat God al zijn goede daden heeft
gezien en al zijn gebeden heeft gehoord en dat hij u moest laten overkomen naar Ceasarea.
Petrus: Echt waar?
Mannen: Ja, echt waar. Wilt u alstublieft met ons meegaan om ons alles te vertellen over de Messias
Jezus Christus? We verlangen er intens naar om Hem te leren kennen. Ja?
Petrus: Ik, Petrus, in huis bij een heiden? … Ja natuurlijk. Dat betekende het visioen wat ik net zag.
Ik mag niet onrein noemen wat God rein heeft verklaard. Ik kom heel graag om de blijde boodschap te
brengen. Het is nu al te laat, de zon gaat zo onder, maar morgenochtend vroeg ga ik met jullie mee.
Er is vast wel een slaapplaats voor u beiden en een lekkere maaltijd, want Therese kookt heerlijk. Wat
een geweldige fijne dag is dit!!
Af.

Download PDF