Bijbelverhalen

Jurrek krijgt een nieuw hart

Het Kerstcircus is weer in de stad. Overal prijken er aanplakbiljetten op muren een
aanplakzuilen. Je ziet er olifanten op staan en een tijger die door een hoepel springt.
Maar het meest opvallend is het gezicht van Jurrek, de beroemde clown.
Ja, want iedereen is dol op hem, vooral de kinderen. Maar wat niemand weet is, dat hij
een nare, vervelende man is. Luister maar.
Tatereta!
Alle schijnwerpers zijn op Jurrek gericht en volgen hem zodra hij opkomt. Zie je zijn
geruite jas, z’n slobberkousen en z’n heel grote voeten? Een grote witte mond en een
zonnetje op zijn wang. Dat is Jurrek.
Gefluit en gejuich van de mensen.
Wat zijn ze blij om hem te zien.
Jurrek knijpt in zijn neus en er komt water uit zijn ogen. Hij toetert op een valse klarinet,
smijt met emmers water, maakt een salto en glijdt zogenaamd uit, het publiek in. Maar
nu moet je eens even goed opletten. Dan kun je zelf zien wat ik bedoel met: Jurrek is
gemeen.
Kijk, de andere clown komt er ook bij, verkleed als een grote muis. Jurrek moet hem op
zijn staart trappen. Dat is afgesproken. Met gekke sprongen loopt Jurrek de muis
achterna en…
Joepsie! schopt hem heel hard tegen zijn poot. De muis piept het uit van pijn. Het
publiek giert van het lachen en Jurrek grijnst breed. Zie je nou wat ik bedoel? En dat is
nog niet alles. Let maar op.
Jurrek moet nu het meisje met de krulletjes opvangen. Kijk… daar springt ze op de
schuine plank en…
‘Joepsie!… Jurrek vangt haar op, maar knijpt daarbij heel hard in haar fijne armpjes.
Au! roept ze kwaad.
Applaus! Applaus!
De mensen hebben immers niks gemerkt. De clowns en het meisje buigen diep en
gaan af.
Je begrijpt dat er achter de coulissen veel gescholden wordt op Jurrek. De mensen
buiten het circus mogen hem dan wel leuk vinden. Hij heeft geen enkele vriend in het
circus.
Vindt Jurrek dat niet vervelend?
Nee, of eigenlijk wel, maar dat wil hij voor niemand weten. Absoluut niet. Hij zegt ruw:
‘Nou en? Daar word je toch lekker hard van…’
Na de voorstelling sloft Jurrek mee naar z’n woonwagen, waar zijn vrouwtje
Annemariemadeleentje al op hem zit te wachten. zonder gedag te zeggen duikt hij in
z’n luie stoel, legt zijn grote voeten op tafel en roept: ‘Waar blijft de koffie?’
‘Rustig aan,’ zegt Annermariemadeleentje. ‘Haal eerst maar eens die grote voeten van
tafel.’
‘Dat doe ik niet.’ roept Jurrek boos, ‘Dit is mijn huis en ik leg mijn voeten op tafel als ik
dat wil.’
‘Het is ook mijn huis,’ zegt Annemariemadeleentje, ‘En bovendien wil ik niet dat je
schreeuwt, want het is kerstfeest.’
Dan wordt Jurrek helemaal boos. Hij geeft een grote klap op tafel, zodat de kerstboom
ervan wiebelt en schreeuwt:
‘Ik ga hier weg en kom nooit meer terug!’
Pang! Met een klap slaat de deur van de wagen achter hem dicht.
Annemariemadeleentje zet het kopje koffie dat ze net voor hem had ingeschonken op
het tafeltje en zucht: ‘O, kon iemand hem maar helpen. Ik kan het bijna niet meer
uithouden!’
Ze slaat de zwarte omslagdoek om en gaat achter het boze mannetje aan. Binnen staat
de kerstboom zacht te branden.
Wie loopt er zo eenzaam langs de stille gracht? Het is clowntje Jurrek, boze Jurrek. Hij
loopt in zichzelf te schelden. Kerstfeest. Poeh! Het zou wat.
Mag je nog niet eens zitten zoals je zelf wilt.
Hij loopt over het bruggetje en kijkt even over de leuning. Er komt een grote hond naar
buiten uit een van de huisjes verderop. Hij ziet Jurrek en rent blaffend op hem af. Jurrek
zet het op een lopen, maar zijn schoenen zijn zo vervelend groot. Gelukkig roept de
baas van de hond hem terug.
Mopperend en scheldend loopt de clown verder. Waar naar toe?
Hij weet het zelf niet. Uitgeput valt hij neer op een stoepje. De straat is stil en verlaten.
Uit een huis aan de overkant komt mooie kerstmuziek…
‘Hé, wat doe jij hier op mijn stoep?’ klinkt het plotseling achter Jurrek. In de verlichte
deuropening staat een man.
‘Hoeperdepoep!’ zegt Jurrek.
‘Nee, nou even serieus,’ zegt de man, ‘Ben jij niet de clown uit het circus?’
‘Nee, het kerstmannetje.’ antwoordt Jurrek brutaal.
‘Haha!’ lacht de man, ‘Kom erin, man. Dan wordt het een leuke avond.’
Jurrek weet niets beters te doen. Binnen is het tenminste warm en gezellig.
Om het hoekje van de straat komt juist een vrouwtje met een zwarte omslagdoek
aanlopen.
Jurrek is bij een kunstschilder in huis gekomen. Omdat de man erg aardig is besluit hij
om hem zijn probleem voor te leggen.
‘Kijk, meneertje,’ besluit hij zijn relaas, ‘Ik wil wel anders, maar ik kan niet. Ik ben
gewoon een nare man. Weet u er raad op?’
‘Natuurlijk, beste clownmeneer. Ik ben niet voor niets een kunstschilder. Het komt door
uw gezicht. Ik zal u een vriendelijk gezicht opschilderen en trek dan eens een ander
pak aan. Eh… geen ruitjes, maar bloemen. Wacht, ik ga u helpen en omdat ik een fan
van u ben, is het gratis…
Een uurtje later stapt een vernieuwde Jurrek weer naar buiten. Hij struikelt bijna over
Annemariemadeleentje, die op de stoep zit te wachten.
‘Hé, vrouwtje!’ roept hij vrolijk, ‘Kijk naar mij. Ik ben een ander mens!’
Annemariemadeleentje neemt hem mee naar een lantarenpaal en bekijkt hem
aandachtig.
‘Nee.’ zegt ze beslist. ‘Ik zie het al. Je ogen staan nog net zo als eerst. Je bent van
binnen niet veranderd.’
‘Welles,’ schreeuwt Jurrek.
‘Nietes!’ roept Annemariemadeleentje.
‘Welles, welles, welles!’
‘Nietes, nietes, nietes!’
Jurrek wordt bozer en bozer. Hij slaat zijn vrouwtje d’r muts van het hoofd, waardoor ze
begint te huilen.
‘Hou op, want ik geef je een schop!’ schreeuwt Jurrek en duwt haar nog ondersteboven
voordat hij wegloopt. Het begint te sneeuwen. Troostend leggen de sneeuwvlokken een
witte deken over het arme vrouwtje heen.
Waar is Jurrek gebleven?
Kijk, daar sjokt hij in de richting van de Hoofdstraat. Alles heeft hij verknoeid. Z’n nieuwe
gezicht heeft hem niet veranderd. Is er wel hoop voor hem?
Plotseling ziet hij een soort winkeltje, waar ze lekkere drankjes verkopen. Wellekom
heet het. Jurrek, die nog wel een geldstuk in z’n broekzak heeft zitten, gaat naar
binnen. Het is er vol met vrolijke mensen. Ze lachen en zingen. Dat komt door die
drankjes.
‘Hé,’ denkt Jurrek. ‘Nu heb ik toch de oplossing voor mijn probleem gevonden.’
‘Meneertje, meneertje!’ roept hij naar de verkoper, een dik mannetje met een paarse
neus. ‘Geef me gauw ook zo’n drankje.’
‘Wat wil je een zonneschijnwatertje, een lollachje of een grapdrankje…’ vraagt de man,
terwijl hij met een lap de toonbank schoonveegt.
‘Eh.. geef me maar een lollachje,’ besluit Jurrek, ‘één om mee te nemen.’
Buitengekomen punnikt hij de kurk van de fles. Hij ruikt eens aan het goedje. Mmm,
ruikt lekker. Heel lekker zelfs. Als het nou maar helpt.
Klokklokklok!… Als een vuurtje glijdt het drankje in zijn maag.
Joeijoeijoei!! Wat lekker heet.
En ja… het helpt.
Jurrek ziet de hele wereld gelijk door een gekleurde bril. Overal moet hij om lachen. Hij
maakt buitelingen in de sneeuw en lacht zich krom. Al zijn zorgen zijn verdwenen. Er
komen kinderen achter hem aan. Ze denken dat die clown bij het winkelcentrum hoort.
Ze roepen Clown, clown, gekke clown naar hem. Maar och. Langzaamaan raakt het
drankje uitgewerkt. Een bonzende hoofdpijn komt opzetten.
‘Ga weg!’ schreeuwt Jurrek kwaad, terwijl hij met sneeuwballen naar ze gooit, maar ze
schateren nog harder… Help! Waar moet hij naar toe vluchten?
Vlug. Het warenhuis in, door de draaideur, zoef, zoef.. en dan de lift in…
Tingeling.
Op de bovenste verdieping gekomen stappen alle mensen uit de lift, maar Jurrek niet.
Hij wil voor geen geld meer naar beneden. Wat zal er gebeuren als hij de knop voor
naar boven weer indrukt?
Zoef… Tingelingeling!
Aha! Hij is op het dak beland.
Wat onwennig stapt de clown uit, de deuren van de lift sluiten zich weer achter hem.
Jurrek staat in een mistige koude wereld. Het is een wolkenland, waar Wolkemoetje en
haar wolkenkindertjes wonen. Een land vol luchtkastelen en zeepbellen. Kijk, daar
komen de kindertjes al naar Jurrek toe.
‘Wie ben jij?’ vragen ze lijzig.
Ze spreken altijd heel dromerig en lijzig. Dat komt door de wolkensnoepjes van
Wolkenmoetje.
Wolkenmoetje zelf is een vrouw die veel begrijpt. Als Jurrek haar zijn problemen verteld
heeft, knikt ze hem bemoedigend toe. Wat Jurrek nodig heeft is gewoon… Ja, je raadt
het al, een extra sterk droomsnoepje. Dan vergeet hij alles.
‘Kosten droomsnoepjes veel geld?’ vraagt Jurrek, denkend aan zijn lege beurs.
‘De eerste is altijd gratis!’ zegt Wolkenmoetje gul.
Ze tovert uit haar zeepbellenkastje een veelkleurig tabletje tevoorschijn.
‘Hier, beste man. Probeer dat maar eens!’
Wat een heerlijk gevoel is het om weg te drijven op een roze wolkje. Het lijkt wel
dromenland. Jurrek vergeet zijn werk, zijn thuis, zijn vrouwtje, alles. Maar na een tijdje:
‘Help!’
Jurrek wordt wakker. Waar is hij? Oei, oei, oei. Hij ligt op het randje van de wolk. Kijk,
daar beneden…
Zie je de mensen, als popjes zo klein?
‘Ik wil hier af!’ schreeuwt Jurrek driftig en begint met zijn vuisten op de wolk te slaan.
‘Hou op, clownsmeneer,’ roept Wolkenmoetje kwaad. Straks komt er nog een gat in
mijn wolk!’
Maar het is al te laat. Jurrek voelt een ijzige wind om zich heen… Zoeff! En plof! Voordat
hij goed en wel beseft wat er gebeurd is, landt hij in een grote berg sneeuw. Gelukkig
heeft hij zich geen zeer gedaan. Verbaasd kijkt hij in het rond. Plotseling beweegt de
sneeuwberg, vlakbij waar Jurrek zit… Een handje komt naar boven en een muts. Het
is…
‘Annemariemadeleentje!’ roept Jurrek blij uit.. ‘Hoe kom jij hier?’
‘Jurrek!’ zegt Annemariemadeleentje even verbaasd. ‘Waar kom jij vandaan?’
‘Ik kom naar beneden vallen.’
‘Jij bent gek. Dat kan niet. Maar luister eens… Ik heb wat gevonden. Daarom was ik
juist op zoek naar jou.’
Annemariemadeleentje haalt vanonder haar zwarte omslagdoek een boek tevoorschijn.
Het is een boek voor goed gedrag. Er staan aanwijzingen in hoe je goed moet leven.
Jurrek bladert het even door.
‘Wat wil je daarmee, Annemariemadeleentje? Je weet toch dat ik dat niet kan. Dit boek
is niks voor mij. Ik kan nooit een goeie pief worden.’
‘Probeer het,’ zegt Annemariemadeleentje teleurgesteld.
‘Nee!’ schreeuwt Jurrek. ‘Ik heb al van alles geprobeerd, maar niks lukt er. Ik kan
gewoon nooit, nooit een aardige Pief worden.’
Hij voelt de boosheid al weer op komen zetten.
‘De schrijver van dat boek zegt, dat iedereen kan veranderen.’ probeert zijn vrouwtje
nog.
‘De schrijver? De schrijver? Wie is dat dan wel?’
Samen kijken ze naar de voorste bladzij. Het is dokter Hoogstad in de Kerkstraat.
‘Weet je wat?’ stelt Jurrek voor, die alles toch wel spuugzat is, ‘We gaan hem
opzoeken.’
Twee doodmoeie circusmensjes sjokken die Kerstavond door de Kerkstraat op zoek
naar dokter Hoogstad. Verlegen trekken ze bij hem aan de bel. En wat denk je? De
dokter zelf doet open. Hij luistert naar hun probleem en heeft echt een blijvende
oplossing.
‘Jurrek, jij moet een ander hartje hebben,’ zegt de dokter vriendelijk, ‘een hartje dat het
goede wil doen en het kwade wil laten. Ik kan je zo’n ander hartje geven.’
Wil Jurrek dat wel? Het kost echt niemandal.
Nou en of!
Wat een fijne, lieve dokter, zeg. Hij opereert zonder litteken na te laten, zonder dat het
pijn doet. Als Jurrek ’s avonds heel laat weer thuiskomt is hij een ander mens
geworden.
Het Kerstcircus blijft nog dagen in de stad. Alle mensen komen kijken naar de
voorstellingen. Vooral naar de clown Jurrek. Kijk, daar heb je weer die grote muis.
‘Joepsie!’
Heel zachtjes trapt Jurrek hem op de staart. Het doet echt geen pijn. En kijk. Ook het
mooie meisje wordt weer opgevangen. ‘Joepsie!’ maar dit keer heel zacht. Clowntje
Jurrek geeft haar zelfs een kusje op haar sproetjesneus. De mensen lachen en Jurrek
lacht van harte mee. Applaus! Applaus! Voor clowntje Jurrek?
Nee, ’t is eigenlijk… voor dokter Hoogstad.

Download PDF