Bijbelverhalen

ILL. 013 Zijn beste vriend

 

Zo’n honderd jaar geleden ging het er streng toe op de scholen. De meesters maakten wel eens gebruik van een stok of een karwats om kinderen te straffen.

Op een dag kwam er ergens een nieuwe meester op school. Hij stond voor een klas van wel tachtig of negentig boefjes, onopgevoede schoftjes. Hoe zou hij daar ooit orde en regel in brengen?

‘Jongens en meisjes,’ zei hij. ‘We gaan samen tien regels opstellen, waaraan we ons moeten houden.’

(Het was in die tijd verplicht om schoolregels duidelijk zichtbaar op te hangen.)

 

De kinderen knikten.

Met elkaar stelden ze de straf vast voor bepaalde overtredingen. Bij voorbeeld: een kwartier in de hoek staan als je vecht op het schoolplein.

Helemaal onderaan stond de ergste straf: tien stokslagen voor iemand die steelt. De meester schreef die regels op het bord, zodat iedereen ze kon lezen.

Of het nou hierdoor kwam of door het feit dat de meester zo’n fijne vent was, er kwam steeds meer orde in de klas. Straffen was niet vaak nodig.

 

Op een keer gebeurde er echter iets opzienbarends.

Pieter, een mager scharminkeltje, kon z’n aandacht niet bij de les houden, omdat zijn maag zo knorde. Thuis kreeg hij weinig te eten. Zijn ogen werden getrokken naar het kastje van Herman, waar een pakje brood lag. Och, het water liep hem in de mond. Hij verzon dan ook in de pauze een smoes om binnen te mogen blijven. Stiekem pakte hij het brood en smikkelde het op.

Toen alle kinderen na de pauze weer op hun plaatsen gingen zitten, klonk opeens de verontwaardigde stem van Herman: ‘Meester! Ze hebben m’n brood gestolen!’

’t Werd gelijk doodstil. Wie zou dat gedaan hebben?

Meester had wel een vermoeden. Hij voelde Pieter eens aan de tand en… huilend bekende deze.

‘Je had zeker honger, hè?’ vroeg de meester zacht.

‘Ja meester,’ snikte de jongen.

 

Wat moest de meester doen. Als hij een uitzondering maakte…

De regels aanpassen? … Dan kwamen er nog meer dieven

Er zat niet anders op dan Pieter straf te geven.

Pieter moest z’n bloes uitdoen.

Ademloos keek de klas toe. Wat een mager ventje. Je kon z’n ribbetjes tellen.

Dit was zielig. Was er echt geen andere uitweg? Plotseling was er achter in de klas beroering. Herman was vliegensvlug opgestaan. Zijn stoel viel zelfs om.

‘Nee, meester,’ riep hij luid, ‘niet doen. Geef die klappen dan maar aan mij.’

Dat was moedig van Herman. En ook lief.

Zou de meester erop ingaan? Zeker wel.

 

‘Als jij hem vergeving schenkt,’ zei hij, ‘dan krijg jij zelf ook vergeving.’

Herman werd dus ook niet geslagen.

Genade voor recht.

Nooit zijn de kinderen dit voorval vergeten.

En zeker Pieter niet. Hij bleef altijd Hermans beste vriend.

Download PDF