Bijbelverhalen

OT. 66 – VAN EEN ARM WEESKIND DAT KONINGIN WERD

Er lopen wel duizenden voeten door de stad Suzan. Goed geschoeide voeten en voeten met lappen omwikkeld. Blote voeten van bedelaars en kindervoeten. Tussen al die onbekende mensen loopt een armoedig en verdrietig meisje op veel te grote sandalen. Al haar bezittingen draagt ze in een klein bundeltje met zich mee. Slifslof…. slif!

‘Weet u soms waar…’ vraagt ze aan wat mensen. Die wijzen in de richting van het paleis. Eindelijk klopt ze aan bij het sjieke huis van één van de knechten van de koning.

‘Woont hier meneer Mordekai?’ klinkt het verlegen.

De deur gaat wijd open.

Wie is dat arme kind en wat doet ze bij die deftige knecht van de koning? Het is Hadassa, een Jodinnetje. Haar vader en moeder zijn gestorven en nu heeft ze niemand meer om voor haar te zorgen, behalve haar oom. Gelukkig is Mordekai een gelovig mens, met een warm hart voor alles wat zwak en hulpeloos is. Hij twijfelt geen moment, maar neemt Hadassa op in zijn gezin als zijn eigen dochter.

‘Waarom huil je, Hadassa?’

Mordekai kan haar tranen zo goed begrijpen. Hij slaat zijn arm om zijn nichtje heen en troost haar. Hij troost haar telkens weer als de pijn zo erg wordt. Maar dat niet alleen. Hadassa die voortaan op z’n Perzisch Ester wordt genoemd, krijgt van hem mooie kleren, goed voedsel en een opvoeding die past bij de familie van een hoge ambtenaar. Wat een ander leven is dat voor Ester. Oom woont binnen het ommuurde terrein van het paleis, ook wel de Burcht genoemd. En daar is veel te beleven. Buitenlandse gezantschappen rijden af en aan. Buikdanseressen en vuurvreters vertonen hun kunsten. Als Ester even vrij kan maken van haar werk, is ze te vinden bij de ingang van het paleis.

Op een keer besluit Ahasveros, de koning, om een feestmaal aan te richten voor al zijn rijks bestuurders. Zes maanden lang worden alle paleisschatten tentoongesteld. Aan het eind van dat half jaar mogen de knechten van de burcht Susan, die zoveel extra werk hebben moeten verzetten, zelf zeven dagen feestvieren. De hele voorhof wordt omgebouwd. Schitterend! In plaats van straattegels: roze albasten tegels met kleine stukjes parelmoer ingelegd. Gekleurde gordijnen opgehangen tussen witmarmeren zuilen. Iedereen mag rusten op gouden en zilveren rustbanken en drinken van de koninklijke wijn.

Ester gaat meteen even uitproberen hoe die banken liggen…

‘Oom Mordekai,’ zucht ze als ze later op de dag met hem aan tafel zit, ‘ik ben hier wel zo gelukkig als in de hemel.’

‘Ach, lief kind,’ glimlacht Mordekai, terwijl hij haar zachte hand streelt, ‘een hemeltje is het hier echt niet. ’t Is een showwereld. Iedereen probeert er meer macht te krijgen dan een ander. Zo ben je in de gunst en zo ben je er weer uit. Maar ik ben blij dat je het hier zo naar je zin hebt…’

Oom heeft gelijk. Wie had er nou gedacht dat ze de koningin weg zouden sturen. Die mooie koningin Wasti. Toch is het zo. Ester staat erbij te kijken. Hare Majesteit wilde niet komen toen haar man haar riep. Ze moest van hem haar schoonheid tonen aan een zaal vol dronken mannen. Nou, dat doet een dame toch niet.

Ester ziet haar treurig in een gereedstaande koets stappen en wegrijden met onbekende bestemming…

Nog weken en maanden wordt er in de burcht Susan over dit incident gesproken. Het meeste gaat langs Ester heen omdat ze het druk heeft met haar werk en studie. Op een dag neemt Mordekai haar apart.

‘Ester, m’n lieve kind,’ begint hij voorzichtig, ‘er zijn vandaag boodschappers uitgezonden naar alle einden van het koninkrijk om een nieuwe koningin te zoeken. De mooiste meisjes worden naar het paleis gehaald… Nou denk ik dat jij een heel goeie kans zou maken om te winnen. Vind je het goed als ik je eens voorstel aan Hegai, de bewaarder van de vrouwen?’

Ester krijgt gelijk een vuurrode kleur van verlegenheid. Zou oom echt denken dat zij…

‘Echt, Ester, vertrouw me maar. Alleen, zeg tegen niemand dat je joods bent. Er wordt zoveel gediscrimineerd…’

En oom heeft het goed gezien. Hegai is meteen weg van dat frisse onbedorven snoetje. Hij geeft haar de mooiste kamers van het vrouwenpaleis en zeven dienaressen om haar met alles te helpen. Ester moet leren hoe ze moet handelen en wandelen. Ze moet gebaad worden in heerlijke mirreolie. Dure japonnen worden gepast en geurige parfums uitgeprobeerd.

Zo gaat er een jaar voorbij. Voor Mordekai een moeilijke tijd. Zouden ze zijn lieve Ester wel vriendelijk behandelen? Elke avond staat hij bij de poort op een berichtje te wachten. Soms vraagt Ester hem om raad in een moeilijk probleem. En zijn advies wordt altijd opgevolgd, want Ester blijft erg op hem gesteld.

Tatereta! Eindelijk breekt het grote moment aan, dat Ester aan de beurt is om voor de koning te verschijnen. Met een grote zwaai gaan de deuren van de binnenzaal open en daar staat ze in een schitterende japon van witte zijde. Haar donkere haar golft in grove krullen langs haar fijne gezichtje. Op advies van Hegai heeft Ester geen opvallende sieraden aangedaan. Ze is mooi genoeg van zichzelf. Daar is iedereen het mee eens. Ook de koning.

‘Kom naderbij, Ester!’ fluistert hij ontroerd. ‘Jij bent de mooiste van allemaal. Jij wordt de nieuwe koningin.’

Ja, en dan komt er alweer een feest, een bruiloftsfeest natuurlijk. Als een sprookjesprinses verschijnt Ester aan de arm van haar koninklijke echtgenoot op het balkon en het volk juicht. Overal wordt gedanst, gezongen en gelachen. De koning deelt grote geschenken uit…

Maar het blijste van allemaal is toch wel Mordekai. Al zijn inspanningen zijn niet voor niks geweest. Het arme weeskind werd koningin. Daar is hij God heel dankbaar voor.

Download PDF