Geschreven door Josine de Jong (zie bijbelverhalen.nl)
Genesis 25
Ons pleegkind Hasan kwam bij ons toen hij twee jaar was. Op een dag liep hij onze slaapkamer binnen en wat zag hij daar? Pappa lag op zijn knieën voor het bed. Hasan keek er even aandachtig naar en riep toen: ‘Wat doe jij daar?’
Pappa Bram keek op en zei: ‘Ik praat met mijn vriend Jezus.’
‘O,’ antwoordde Hasan blij, ‘dan ga ik dat ook even doen.’
Hij knielde naast pappa en deed net als hij.
In het volgende verhaal gaat het ook over twee ouders, die wisten wat bidden was. Moet je horen.
“Heer, God van mijn vader Abraham, u weet hoe dankbaar ik was toen u mij Rebecca gaf als vrouw!” bad Isaäk op een dag, “Het is echt de mooiste vrouw uit de wijde omtrek. Ze heeft een lief karakter en zorgt goed voor mij. Ook ben ik dolblij dat ze zo’n diep geloof heeft. Ze is elke dag het zonnetje in mijn leven, maar Heer,… we willen zo graag kinderen. Met alles wat in mij is, wil ik u smeken of Rebecca zwanger mag raken, alstublieft…”
Hij voelt een zachte hand op zijn schouder. “Wat zit je hier zo eenzaam, lieve man?” vraagt Rebecca, die hem was gevolgd.
“Ik bid, vrouw.”
Isaäk snuft en veegt langs zijn ogen, “Je weet wel… eh, dat we een kind zullen krijgen.””
Rebecca knielt neer en geeft haar man een dikke hug.
“De Heer zal ons op zijn tijd verhoren, Isaäk. Ik bid er ook elke dag voor! Je weet toch wat de Heer beloofd heeft aan je vader en moeder? ”
Isaäk knikt. Abraham en Sara hadden het hem wel honderd keer verteld.
“Ons nageslacht zal zijn als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels aan de zee.’ antwoordt hij bemoedigd. “Maar lieve, het moet toch met één kind beginnen…”
“Heb geduld, Isaäk, dat hadden je ouders ook! God kan niet liegen. Hij zal doen wat Hij heeft beloofd.” besluit Rebecca, terwijl ze haar hand uitsteekt om hem overeind te helpen…
Wat een sterke vrouw, die Rebecca, hè? En wat een groot geloof had ze. Dat moest ook wel, want het duurde twintig jaar voordat ze in verwachting raakte.
Als een vrouw ongeveer vijf maanden zwanger is gaat ze beweging voelen in haar buik. Dat is een bijzondere ervaring, het kindje beweegt armpjes en beentjes, het draait in het rond en dat schept een grote band met de moeder. Ook Rebecca maakte dit mee.
‘Voel eens, Isaäk,” zei ze tegen haar man, “Even wachten… ja, hier, voel je? Dat is ons kindje, geweldig hè?”
Isaäk hield verwonderd zijn hand op de dikke buik van Rebecca.
“Prijs de Almachtige!” riep hij blij uit: “Wat is dat een wonder zo’n ongeboren kindje! Vrouw, wat zijn we toch gelukkig!”
Maar na een tijdje werd het trappen en schoppen in Rebecca’s buik wel heel erg.
“Is dit normaal?” vroeg ze zich af. Ze vroeg het aan andere vrouwen, maar die haalden hun schouders op. Ze konden haar niet verder helpen.
Daarom ging ze het maar met haar hemelse Vader bespreken.
“Heer God, Almachtige, wat voor druk kindje hebt u ons toch gegeven?” bad ze dus, “Wat is er aan de hand. Het lijkt wel oorlog in mijn buik.”
En weet je wat de Here God antwoordde? “Rebecca, er zijn twee volken in je schoot, die het nu al niet met elkaar eens zijn. Het ene zal machtiger worden dan het andere, maar de oudste zal de jongste dienen.”
Volken? Hoe kon ze nou twee volken in haar buik hebben. Twee kindjes kan wel, dat is een tweeling. Maar is dat dan hetzelfde? Ineens snapt ze het. Een kindje kan later weer kinderen krijgen en die ook weer en dan is het op den duur een heel volk. Eigenlijk is elk kindje een volk.
Rebecca legt haar handen beschermend op haar buik en lacht: “Prijs God, ik krijg een tweeling! Isaäk, Isaäk moet je horen!…”
Op een snikhete dag, aan het begin van de zomer is het zover. De kinderen gaan geboren worden. Rebecca in haar tent heeft heel erge pijn. Je kunt haar al van verre horen gillen. Aaa en ooo en au!!
Het hele kamp is nerveus. Er wordt met water gesjouwd. Knechten en dienstmeisjes lopen af en aan en Isaäk loopt maar te ijsberen. Nee, hij mag niet bij zijn vrouw zijn. Rebecca wordt geholpen door vrouwen die weten wat ze moeten doen, vrouwen met ervaring.
O, maar Isaäk vindt het zo lang duren. Hij kan alleen maar bidden: “Heer, help Rebecca en laten we twee gezonde kinderen krijgen alstublieft.” Hij veegt met een doek het zweet van zijn gezicht. Pas tegen zonsondergang klinkt er plotseling babygehuil. “Oewèh, wèhh, wèh!”
De vrouwen in de tent zien een klein kopje te voorschijn komen. Het is een jongetje, helemaal bedekt met piepkleine rode haartjes en het krijst zijn longen uit zijn lijf. Maar… wat is dat nou? Het tweede kindje heeft met zijn kleine handje de hiel van zijn broer vastgepakt, heel stevig. Voorzichtig maken ze het handje los en duwen het weer naar binnen, want kindjes moeten niet met hun handjes eerst geboren worden, maar met hun hoofdje. Na nog een flinke pijnscheut, een wee zoals dat heet, komt ook het tweede kindje ter wereld. Weer een jongetje. Het is niet rood en ook niet behaard. Met zijn natte zwarte krulletjes en zijn roze huidje is het een plaatje om te zien. De vrouwen leggen de baby’s in Rebecca’s armen. Ook het tweede kindje krijst nu. Het is net een popconcert. Blij en doodmoe geniet ze van haar prachtige jongens, maar
niet lang, want Isaäk daarbuiten wil zijn jongens ook graag bewonderen. De baby’s worden in een doek gewikkeld en naar buiten gedragen. Er gaat een groot gejuich op als de kinderen in de armen van hun verzorgsters naar buiten komen.
Wat is Isaäk trots op zijn jongens, een rode en een zwarte, een stoere en een zachte.
Buren, kennissen, vrienden en bedienden komen langs. Het lijkt wel een receptie.
Kijk die snoetjes. Die ene duimt al en die andere gaapt.
“Hoe gaan ze heten?’ vraagt iedereen.
“Deze rode, die het eerst geboren is, noemen we Esau!” lacht Isaäk, “dat is een goeie naam voor hem en die andere…
“Die noemen we Jacob!…” horen ze Rebecca roepen vanuit de tent. “… Want hij hield de hiel van zijn broertje vast bij hun geboorte!”
Isaäk heeft niet alles goed verstaan. Wat is er met die hiel? De vrouwen vertellen het verhaal.
“O, op die manier,” lacht Isaäk, “Jacob! Wat een goeie naam. Zo zal hij heten. Jij, kleine Jacob, hielvasthouder, je bent me er één. Jij laat het kaas niet van je brood eten! Je dacht zeker: Ik wil de eerstgeborene zijn. Lief klein schatje!” De trotse pappa geeft zijn zoontjes Esau en Jacob nog een heel zacht kusje en overhandigt ze dan weer aan de vrouwen. Ze moeten gevoed worden natuurlijk.
Ja, de profetie van God was uitgekomen. Rebecca kreeg inderdaad twee kinderen, twee volken en… maar wacht eens even. Kwam de rest van de profetie ook uit? Je weet wel dat van die grote scheiding tussen die twee kinderen? Ja hoor! Wat dacht je.
Die twee jongens waren ook in hun karakter heel verschillend. Esau was een wilde, die hield van jagen en op avontuur gaan en Jacob was juist huiselijk. Hij hield van gezelligheid, lekker kletsen met zijn moeder voor de tent in het maanlicht. De één doodde dieren en de ander verzorgde ze. De één geloofde het wel en de ander geloofde. En Isaäk hield meer van Esau en Rebecca prefereerde Jacob.
En nu, duizenden jaren later leven hun nakomelingen nog steeds op gespannen voet met elkaar. Er is nog steeds oorlog. De oorlog die al begon in de buik van Rebecca.