Bijbelverhalen

56.Op het wandelpad

Opa Krentenbol heeft totaal geen schuldgevoel als hij met zijn fiets over het wandelpad achter zijn huisje fietst. Hij kan moeilijk dat ding door het huis slepen om op de weg te komen. En niemand verwacht van hem dat hij zo’n vijftig meter met z’n fiets aan de hand gaat lo­pen voordat hij op de rijweg komt.

Er lopen daar trouwens maar weinig mensen. Hoog­stens wat buren met hun hond. Als die er wat van durven zeggen, dan zal híj eens een mondje opendoen over die vieze drollen. O zo!

Maar vandaag heeft opa pech. Er lopen een stuk op zes jongens breeduit naast elkaar. Zo’n soort groep die overal alles vernielt. Ze zien hem wel, maar maken expres geen aanstalten om opzij te gaan. Opa gaat uiterst rechts rijden, daar loopt de klein­ste, een joch van een jaar of elf. Zal hij bellen? Of afstap­pen? Ben je gek! Hij rijdt recht op ze af…

Oef!

Het gaat maar net goed. Op ’t laatste ogenblik stapten de jongens opzij. Achter hem hoort hij vieze scheldwoorden roe­pen. Okay, ze doen maar, dat geboefte!…

Even later arriveert opa, een beetje opgewonden nog, bij z’n klein­kin­deren. Precies op tijd, want Stefan heeft een bloed­neus! Een spoortje bloed leidt naar de gootsteen.

‘Opa, dat heeft een man gedaan. We liepen met z’n allen op het fietspad en gingen niet gauw genoeg opzij. Die vent sloeg met z’n boodschappentas naar ons en toen kreeg ik een klap tegen m’n neus. Gemeen, hè?’

Opa duwt gauw een natte washand tegen Stefans neus.

Maar waarom hij nou: ‘Dat’s ook toevallig!’ mompelt, snapt niemand.

Vraag 1. Heeft opa gelijk of die jon­gens?

Vraag 2. Waarom moet je alles altijd van twee kanten bekij­ken?

Download PDF