Bijbelverhalen

ILL. 007 De plastic handschoen

 

Er lag eens een plastic handschoen op een tuintafeltje.

Een brutale mus ging ernaast zitten. Met z’n kopje schuin bekeek hij het doorschijnende ding en zei: ‘Tjiep, wie ben jij?’

‘Een plastic handschoen, zie je dat niet?’ zuchtte deze.

Hij had diep nagedacht en was tot de slotsom gekomen dat hij niet veel waard was. Hij was niet knap, had geen kleur en een akelige vorm, zo echt onaf.

Daarom zuchtte hij dus.

De vogel hipte eens op de pink van de handschoen en spotte: ‘Gek ding ben je. Je kunt niet eens vliegen!’

Hij pikte in de vingers van de handschoen. ‘Zijn dit soms je vleugels?’

‘Blijf van me af!’ hijgde de handschoen buiten adem, maar de mus vond het leuk om te plagen en sleepte hem heel gemeen naar de vuilnisbak. ‘Zo, daar hoor je thuis.”

Sjilpend van plezier vloog hij weg.

 

Er kwam een vrouw aan. Ze zag de handschoen liggen.

‘Ah! Daar ben je,’ zei ze blij. ‘Kom gauw. We gaan het kinderbedje verven. Ik heb heel mooie blauwe verf gekocht.’

Ondertussen trok ze de handschoen aan.

Die paste perfect.

Een warm geluk doorstroomde de handschoen. Hiervoor was hij gemaakt.

De vrouw keek even rond in de tuin.

Ze streek een lok weg van haar voorhoofd.

Van die gelegenheid maakte de handschoen gebruik om naar de mus te lachen. Kwaad tsjekkend vloog die weg.

Vanuit de huiskamer klonk een kinderstem. ‘Mamma, wilt u dit pianostukje even voorspelen? Ik weet niet zo goed hoe het moet.’

De vrouw liep naar binnen en speelde wat.

Toen de plastic handschoen ’s avonds moe en vies op de gootsteen lag, bedacht hij tevreden: ‘Vandaag heb ik pianogespeeld en geverfd. Ik ben wel wat waard, als de vrouw mij wil gebruiken.’

 

Heb jij ook wel eens het gevoel dat je niks waard bent? De Heer Jezus wil je gebruiken.

Download PDF