Bijbelverhalen

09.Stel je voor!

Aan niemand durft Stefan het te bekennen, maar de laatste tijd heeft hij last van enge gedachten. Het is begonnen toen vader en moeder een paar weken geleden flinke ruzie hadden. Ineens besprong hem een griezelige gedachte: Stel je voor dat ze gaan scheiden. Bij anderen gebeurde dat immers ook wel. Japie, bij voorbeeld, zag zijn vader bijna nooit. Die had een andere vrouw. Het bloed vliegt Stefan naar de wangen. Als hij moest kiezen tussen pappa en mamma… Wat dan? Overdag heeft hij geen last van die angsten, maar zodra hij stil onder de dekens ligt…

“Stel je voor…” denkt opa Krentenbol, “dat de buurvrouw gelijk krijgt.” Zij beweert dat ze in de krant heeft gelezen dat hun straatje wordt afgebroken. Er komen flats op het wilde landje. Opa wordt al nijdig bij de gedachte alleen. Maar wat kan hij ertegen doen? De krant erbij halen? Spandoeken maken? Je mag best weten dat hij er soms wakker van ligt. Opa is gewoon jaloers op zijn poes. Die leeft maar bij het moment en piekert niet over morgen.

Naast de supermarkt, zomaar op de grond, zit Japie. Z’n pet diep in zijn ogen gedrukt. Hij blaast bellen met z’n kauwgom. Een eindje voor hem ligt een hond aan een touw op z’n baas te wachten. Z’n kop rust op z’n poten. Z’n ogen kijken berustend naar Japie, alsof hij wil vragen: “Hebben ze voor jou ook geen belangstelling meer, makker?” Japie schurkt zich nog wat dichter naar de muur. Hij voelt zich tamelijk verlaten, ja.

“Nou is het afgelopen!” Opa Krentenbol slaat met zijn vlakke hand op de tafel. Ja z’n eigen hand op z’n eigen tafel. Hij praat hardop tegen zichzelf: “Vooruit, ouwe,” scheldt hij, “Opstaan met je luie benen en naar het strand. Uitwaaien en niet meer piekeren.” Hij pakt wat krentenbollen, chocolademelk en een bal in een tas en gaat zijn kleinkinderen opzoeken.

“Japie!” wordt er geroepen. “Hé, Japie! Waar zit je toch?”

Stefan en Shirley hebben eindelijk hun vriendje gevonden. Ze trekken hem aan z’n jasje omhoog. “Kom op, joh! Opa gaat met ons naar het strand. Jij mag mee.”

In Japie’s ogen vonkt de hoop weer op. Gelukkig. Het leven is toch niet zo saai als het leek.

Uitwaaien. Met de wind meerennen. Je jas wijd open als een zeil. Met je blote voeten in het koude zeewater lopen, krabben vangen, schelpen verzamelen. En dan later in een beschut duinpannetje krentenbollen met zand eten en chocolademelk drinken.

Wat denk je? Zou je dan ’s avonds nog muizenissen in je hoofd hebben? Roodverbrand en moe duik je je bed in. Binnen de kortste keren ben je onder zeil.

En de problemen dan? Sommige blijven. Daar valt niet aan te ontkomen. Opa weet waar hij daarmee naar toe kan. Kijk, daar ligt hij op z’n ouwe knieën voor z’n bed.

Vraag: 1: Waarom zou Stefan niet over zijn probleem praten?

Vraag 2: Waarom denk je dat Japie eenzaam was?

Download PDF