Ergens in midden Afrika woonde een man, die Tomas heette.
Met zijn vrouw en tien kinderen leefde hij in een ronde hut met een rieten dak.
Tomas hield veel van de Heer Jezus en hij was altijd bereid iemand te helpen. Daarom haatte zijn overbuurman hem.
Op een nacht stak hij met een brandende fakkel het strooien dak van Tomas’ hut in brand. Gelukkig merkte die het op tijd. De brand werd geblust en er gebeurde niks.
Nog twee keer probeerde die boze buurman het. De laatste keer stond er echter een harde wind. De vonken sloegen over naar zijn eigen hut.
‘Kijk uit!’ schreeuwde Tomas hem toe.
Maar het was al te laat. De droge dakbedekking vatte vlam en stond al gauw in lichter laaie.
‘Vrouw!’ schreeuwde Tomas, ‘Ga jij door met het blussen van ons dak, dan ga ik de buurman helpen.’
En ja, binnen de kortste keren waren ze de brand meester.
‘Tomas,’ zeiden de andere buren, ‘Nu moet je toch heus naar het stamhoofd gaan en alles vertellen. Dan kan hij je vijand in de gevangenis stoppen.’
Tomas wilde liever zijn vijand liefhebben, zoals Jezus ons leerde.
Hij bad of God hem wilde veranderen in een vriend.
Toch kwam het stamhoofd alles te weten. De buurman werd opgepakt en in de gevangenis geworpen. Daar zat hij tussen zware misdadigers.
Op een dag kwam Corrie ten Boom er prediken. Ze vertelde, dat God mensenlevens kan veranderen. De buurman begon te huilen. Hij beleed zijn zonden.
Zodra hij weer vrij was, ging hij vergeving vragen aan Tomas. Die twee werden de beste vrienden. Samen gingen ze in de omliggende dorpen van de Heiland vertellen. Zo zie je, dat liefde sterker is dan haat.