Rennen, rennen, vlugger!
Op een donkere avond voor kerst rent een bruine jongen van een jaar of dertien over
het achterpaadje tussen de huizen van een grote stad. Doodsangst staat op zijn gezicht
te lezen, zijn hart bonst in zijn lichaam… Nog een paar stappen en dan snel naar binnen
en de deur op slot! Hijgend overlegt hij met zichzelf. Als ze hem achterna komen? Wat
dan? Hij móet moeder bellen… op haar werk. Zenuwachtig tasten zijn vingers naar de
bekende cijfers. Pech, zeg! Moeder is al weg. De ouders van één van z’n vriendjes dan
maar? Of zijn oom… In een paar minuten belt hij wie hij maar bellen kan.
Wie is die bruine jongen en waarom wordt hij bedreigd?
Al een hele tijd is Carlo op het verkeerde pad. Hoe het gekomen is, weet hij niet, maar
het heeft beslist te maken met angst. Sinds zijn jongere broer naar een naschoolse
opvang gaat, heeft Carlo thuis het rijk alleen. Niemand die hem meer op de vingers kijkt
of alles aan moeder verklikt. Hij besteedt minder aandacht aan zijn huiswerk en meer
aan agressieve films. En daardoor kwam die onrust… Hoewel zijn moeder niet wil dat
hij kinderen binnen laat als zij er niet is, zit de kamer regelmatig vol met jongens en
meisjes van twijfelachtige reputatie.
‘Wat gebeurt daar toch allemaal?’ vragen de buren zich wel eens af.
Het begon op een zaterdagavond in november toen Carlo na een bezoek aan zijn
neven door het donker naar huis moest. De grote stad is altijd al gevaarlijk, maar ‘s
avonds na tienen helemaal. Carlo krijgt, zonder dat zijn tante het weet, van één van zijn
neven een groot zakmes mee. Tijdens de rit naar huis houdt hij steeds zijn hand op het
mes en fantaseert over de momenten dat hij het zou moeten gebruiken. Zorgvuldig
houdt hij z’n medereizigers in de gaten. Is er niemand die hem volgt?…
Sindsdien is Carlo gek op messen. Hij koopt steeds nieuwe van zijn zakgeld. Als hij ze
aan zijn vrienden toont, stijgt hij in hun bewondering.
‘Kun je er voor ons ook niet één kopen?’ bedelen ze. Zo begint Carlo zijn handeltje. In
een oude handdoek onder in zijn kast, bewaart hij tien messen, het zakmes, een
ploertendooier en een buks. Van alle kanten komen er nu, met een zekere regelmaat,
jongens bij hem aanbellen om een deal te sluiten. ’t Is onbegrijpelijk dat z’n moeder
niets merkt.
Op een dag in december vraagt één van zijn zogenaamde vrienden: ‘Zeg, Carlo, zie jij
Henry nog wel eens?’
Ja, Carlo zoekt hem regelmatig op. Henry is een kaalgeschoren junk van een jaar of
twintig. Hij heeft altijd wel wat bijzondere dingen te koop.
‘Zeg hem dan: ‘Henry, kom woensdag om twee uur in het park bij de zandbak.’
Afgesproken?’
En dit onschuldig lijkende boodschapje wordt Carlo noodlottig. Henry werd namelijk
finaal afgetuigd door een dealer, vanwege één of ander vies zaakje. En dus beschouwt
hij Carlo als een verrader. Zo kwam het dat Carlo voor zijn leven moest lopen.
‘Wat is er nou toch aan de hand?’ denkt Carlo’s moeder als ze de straat in komt rijden.
De auto van haar broer voor de deur? En zoveel mensen binnen? Zelfs de drie honden
van Carlo’s vriendje lopen te rennen door het huis. Carlo zelf zit te bibberen op de bank.
Met horten en stoten wordt ze op de hoogte gesteld van de dingen die gebeurd zijn.
Wat een schrik. Maar die schrik wordt nog erger als Carlo later, onder vier ogen, nog
eens nader aan de tand wordt gevoeld.
Het is avond. Een bescheiden belletje doet Carlo’s moeder opschrikken. Het is gelukkig
alleen maar Belle, de buurvrouw. Belle heeft begrepen dat er problemen zijn en nu
komt ze een kerststukje brengen. Wat is Carlo’s moeder blij, dat ze even haar hart kan
luchten.
‘Wat heb ik toch verkeerd gegaan?’ vraagt ze aan Belle. ‘Ik weet het niet meer!’
Gelukkig kan Belle goed luisteren. En ze kent de Heer Jezus. Hij is de enige weg naar
herstel.
Die kerst gaat Carlo met z’n moeder en broertje voor het eerst naar de kerk,
uitgenodigd door Belle. Ze voelen er zich op een vreemde manier toch thuis. O nee, de
problemen zijn niet meteen opgelost. Er moet nog veel gepraat worden en veel
geregeld. Carlo zelf moet ervoor kiezen om een andere weg te gaan. Maar met Jezus
komen ze er zeker uit. Dat staat zo vast als een huis.
Messen of Jezus. (Echt gebeurd)
- Het kerstfeest dat niet doorverteld hoefde te worden
- Les 0 Woord vooraf