Bijbelverhalen

NT. 23 – HOE VIJF OLIEDOMME MEISJES HET FEEST MISLIEPEN

Stel je eens voor dat een bruidegom een trouwauto besteld had en dat de chauffeur vergat er genoeg benzine in te doen. Dan stond die bruidegom aan de kant van de weg en zijn bruid maar wachten. Dan zou zijn feest toch mooi in de war lopen, hè? In Jezus’ tijd had je geen trouwauto’s, maar daarom kon er nog best van alles misgaan. Vooral wanneer je vijf van die oliedomme lichtdraagsters had als waarover het in het volgende verhaal gaat…

 

‘Judit!!’

Petra holt over het stoffige zandpad. Ze hijgt van het harde lopen. Judit, haar vriendin, die bij de beek kleren zit te wassen, kijkt verrast op.

‘Hé, Petra. Waarom hol je zo hard met deze hitte?’

‘Judit… hh… wil je lichtdraagster zijn?’

Ze wacht niet op antwoord, maar gaat haastig verder. ‘Meneer Joël heeft lichtdraagsters nodig op zijn bruiloft. Doe je het? Dan zijn we met z’n tienen. Als we ons werk goed gedaan hebben mogen we op het feest komen. Stel je voor!

‘Joepie!’ juicht Judit. ‘Een bruiloft.’

Ze pakt haar vriendin bij de schouders. Samen dansen ze in het rond. Als ze uitgedold zijn, zegt Petra buiten adem: ‘Kom gauw mee. We moeten ons aanmelden bij Amos, de leider van het feest.’

Met de mand wasgoed tussen zich in lopen ze snel naar huis.

 

Tien opgewonden meisjes verdringen zich om Amos heen. De een vraagt dit en de ander dat. Hij houdt lachend zijn handen voor de oren en zegt: ‘Hoho! Niet allemaal tegelijk, alsjeblieft.’

Dan legt hij heel precies uit wat ze moeten doen.

‘Het werk is niet moeilijk,’ besluit hij, ‘ Jullie moeten gewoon je licht laten schijnen op de weg als de bruidegom naar de feestzaal gaat.’

Druk pratend lopen ze even later weer naar huis. Je begrijpt dat er in de volgende dagen over niets anders wordt gesproken dan over de komende bruiloft.

 

Eindelijk is de avond van het grote feest aangebroken. Vlak bij het dorpje Eskol onder een oude olijfboom, zitten de tien meisjes. Naast hen op de grond staan hun brandende lampen. De nachtwind speelt met de vlammetjes. Een meisje vertelt grappen waar iedereen om moet lachen en Petra fluistert een geheimpje in Judits oor. Maar langzamerhand wordt het toch stiller onder de olijfboom. De bruidegom blijft zo lang weg. Het gebabbel houdt op. Ze zijn  moe. Een voor een vallen ze in slaap. En de lampen? Die branden door totdat de olie op is. Dan is het voor de wind een koud kunstje om de vlammetjes uit te blazen.

Het is nacht. Het licht van de bleke maan werpt geheimzinnige schaduwen op de weg. Ineens, toch nog onverwachts, klinkt het: ‘Lang zullen ze leven! Lang zullen ze leven!’

Daar is de stoet. De meisjes schrikken wakker, Vlug, de lampen! Waar zijn die? In het donker botsen ze tegen elkaar op. Vlug nou toch. Daar flakkert aarzelend een lichtje. Het is van Judit. Ze heeft weer olie in de lamp gegoten. Nog een lamp gaat branden en nog een. Vijf meisjes houden hun lichten hoog.

‘Schiet op! ‘ roepen ze tegen de anderen.

‘We hebben geen olie meer,’ klinkt het geschrokken. ‘Kunnen we niet een beetje van jullie krijgen?’

Nee, dat kan echt niet. Dan hebben ze straks geen van allen genoeg olie.

‘Ga liever naar Eskol en probeer daar wat olie te kopen. Als jullie hard hollen haal je ons misschien nog wel in.’ stelt Sara voor. Zo gebeurt ook.

‘Zijn jullie maar met z’n vijven?’ vraagt Amos verbaasd als de stoet bij hen stilhoudt.

‘Ja, de anderen komen zo.’ is het antwoord.

‘Dan moeten jullie extra goed je best doen. Houdt je lampen dicht bij de grond. Waarschuw voor stenen en kuilen. Jullie weten wat de beloning is.’

De vijf meisjes werken voor tien. De bruidegom is dan ook heel tevreden over hen. Als de deur van de feestzaal openzwaait zien ze hem pas goed. Het volle licht schijnt op zijn rijk geborduurde jas en op zijn bruidegomskroon. Hij lijkt wel een koning.

‘Kom binnen, vrienden.’ lacht hij, ‘Jullie hebben fantastisch goed geholpen.’

Achter hen wordt de deur met een grendel gesloten.

 

‘Bomberdebomberdebom! Bom, bom!’

Wie bonzen daar zo hard op de deur? Wie roepen daar zo luid?

‘Bruidegom doe open!’

Dat zijn de andere vijf meisjes. Ze zijn te laat. De bruidegom laat zijn bruid en de gasten even alleen. Hij opent de deur en vraagt verstoord: ‘Wat komen jullie doen?’

‘Wij willen erin!’ zegt een van de meisjes brutaal. Nu wordt Joël toch echt kwaad.

‘Hoe durf je? Je hebt de anderen het werk laten doen. Mijn feest was bijna niet doorgegaan door jullie. En nu wil je naar binnen? Schande! Maak dat je wegkomt. Zulke vrienden kan ik missen als kiespijn.’

Met een klap slaat de deur voor hun neus dicht. Daar staan ze nou. Binnen wordt gesmuld, gedanst en gelachen. Maar zij staan buiten.

Download PDF