Bijbelverhalen

NT. 06 – JEZUS KRIJGT TWAALF LEERLINGEN (Marcus 1)

‘Ik wil bij Jezus horen.’

Johannes, een slanke jongeman met donkere ogen, keert zich naar zijn vriend Andreas. Hij geeft hem een por tegen zijn schouders en begint te hollen. ‘Kom op, Andreas. Wat sta je daar nou nog?’

Ja, Johannes en Andreas hebben zo juist een geweldige ontdekking gedaan. Dat waarvan ze droomden is werkelijkheid geworden. DE MESSIAS IS GEKOMEN.

Het was begonnen met verhalen van buren en kennissen over een man die predikte bij de oversteekplaats van de Jordaan. Hij werd Johannes de Doper genoemd, omdat hij mensen doopte. Johannes en Andreas gingen kijken. Ze waren benieuwd wat voor een type het zou zijn. Nou, een vreemde was het zeker met zijn wilde haar en zijn jas van kamelenbont. Maar de woorden die hij sprak… Ongelooflijk!

 

‘Kom op, loop een beetje door, joh! Straks zijn we Hem kwijt.’ roept Johannes ongeduldig. Hij kijkt naar Jezus die een eind voor hen uitloopt en dan weer naar Andreas, die met grote stappen aan komt zetten. Zijn lange jas fladdert om zijn benen.

Naar die geweldige boodschap van de Doper kwamen veel mensen luisteren. Johannes en Andreas bleven bij hem om zoveel mogelijk te leren. Totdat Johannes een man had aangewezen die veel en veel belangrijker was dan hijzelf.

‘Toen ik Hem doopte kwam de Geest als een duif op Hem neer en ik hoorde een stem zeggen: ‘Dit is mijn lieve zoon, luister naar Hem! Hij is de beloofde van God!’

Johannes en Andreas waren hierover zo opgewonden dat ze er haast niet van konden slapen. Stel je voor: DE MESSIAS!

 

‘Kijk, het Lam van God!’

Het was een paar weken later. Johannes en Andreas zaten in de schaduw van een struik met hun voeten in het water te luisteren naar de Doper. Hij was aan het discussiëren met een paar Farizeeën, juist toen Jezus langs liep. Meteen stopte Johannes met zijn lessen en wees met z’n vinger naar Jezus. Iedereen begreep gelijk wat hij bedoelde. Ze waren immers Joden! Hoe vaak hadden Johannes en Andreas niet geofferd in de tempel. Als je een lam offerde, werden je zonden vergeven en het lam werd voor jou in de plaats gedood. Dus die aangewezen man, moest wel de Messias zijn. Als dat zo was, dan was Jezus belangrijker dan Johannes! Snel pakten ze dus hun spullen en gingen achter Jezus aan.

 

‘Rabbi! Rabbi!’ hijgt Johannes. Hij trekt Andreas, die zijn sandaal bijna verliest, aan zijn arm, terwijl hij hem aanspoort: ‘Kom nou mee!’  Jezus kijkt om. Gelukkig. Hij ziet hen.

‘Rabbi,’ stuntelt Johannes, ja, wat moet hij nou eigenlijk zeggen. Hij wordt er verlegen van. ‘Eh… waar woont U?’

Hij krijgt meteen een rooie biet. Is het niet brutaal om zomaar te vragen of ze bij Jezus thuis mogen komen? Ze zijn toch geen vrienden of zo? Maar Jezus begrijpt hun bedoeling. Uitnodigend houdt Hij de deur open.

‘Kom binnen, dan kun je het zelf zien,’ lacht hij.

Jaren later, als Johannes dit verhaal opschrijft, herinnert hij zich zelfs nog hoe laat het was.

‘Het was om tien uur.’ schrijft hij. ‘En Andreas en ik bleven de hele dag bij Jezus.’

De ochtend daarop loopt Andreas over het zandpad langs de rivier. De straffe wind blaast zijn kleren naar achteren. O, hij voelt zich zo blij na die ontmoeting met Jezus. Zijn voeten willen wel een dansje maken… Oeps! Daar botst hij bijna tegen iemand op, die uit de tegenovergestelde richting komt.

‘Hé! Andreas!’ roept die persoon. Het is Simon, zijn eigen broer. Wat toevallig.

Andreas, vol van wat hij heeft beleefd, barst los: ‘O, Simon, wij hebben de messias gevonden. Ja echt! Zal ik je bij Hem brengen?’

Even later staan ze voor Jezus.

‘Meester, dit is mijn broer…’

Meer hoeft Andreas niet te zeggen. Jezus weet alles al.

‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes en je zult Petrus genoemd worden.’ glimlacht hij. Simons mond valt open van verbazing. Noemt Jezus hem Petrus, steenrots? Terwijl hij eigenlijk vaak zo’n slappeling voelt… Hij kijkt zijn broer eens aan.

‘Je blijft toch, hè?’ vraagt die alleen maar.

Tuurlijk blijft Petrus bij Jezus.

 

Ze lachen en kletsen samen heel wat af, die Johannes, Andreas en Petrus, terwijl ze met z’n vieren verder trekken. Wat gaan ze meemaken? Grote dingen. Dat is zeker. Ze zullen Jezus’ wijze woorden horen en alle wonderen zien, die Hij gaat doen. Maar allereerst krijgen ze er nog een paar vrienden bij. Al gelijk de volgende dag. Hoor maar.

‘Volg Mij!’ zegt Jezus tegen Filippus, een stadgenoot van Petrus en Andreas. Die zit juist op een bankje voor z’n huis uit een boekrol te lezen als Jezus en zijn volgelingen langslopen. Slechts een paar woorden van Jezus zijn nodig om Filippus te overtuigen dat Hij de Messias is. Meteen gaat hij zijn vriend Natanaël erbij halen, die op zijn erf onder een vijgenboom zit te bidden.

‘Wij hebben de Messias gevonden, Jezus uit Nazaret,’ roept hij uit. Natanaël kan het eerst niet geloven. Uit Nazaret? Kan daar iets goeds vandaan komen? Maar hij gaat toch mee. Jezus ziet hem druk gebarend aankomen.

‘Daar komt een Israëliet die niemand bedriegt,’ zegt Hij.

‘Wie, ik?’ roept Natanaël verbaasd uit. ‘Kent U mij dan?’

Ja, Jezus zag hem al onder de vijgenboom zitten voordat Filippus hem ging roepen. Hij wist ook wat Natanaël daar deed.

‘Rabbi’ roept deze uit, ‘U bent echt de Zoon van God, de koning van Israël.’

De anderen knikken instemmend.

‘Geloof je mij, omdat ik je daar zag zitten?’ lacht Jezus? ‘Je zult nog grotere dingen zien, hoor!’ Johannes, Andreas en Petrus zijn blij met hun nieuwe vrienden. En ook met Tomas, twee Jakobussen, Matteüs, nog een Simon en twee Judassen die er later nog bijkomen. Samen met Jezus gaan ze het land doortrekken. En nooit hebben ze er ook maar een greintje spijt van gehad.

Download PDF