Bijbelverhalen

NT. 25 – DIEP GEZONKEN EN THUIS GEKOMEN

In de tijd dat Jezus rondwandelde op aarde, waren er vrome mensen, Farizeeërs genoemd. Zij kenden de Bijbelse geschriften op hun duimpje en keken neer op het gewone volk. Maar Jezus leerde hun een goed lesje.

‘We zijn allemaal afgedwaald van God!’ zei hij en dat legde hij uit met een verhaaltje. Moet je horen.

 

‘Een vader had twee zonen…’

‘Pa, ik baal van dat leven hier. Ik heb zin om de wijde wereld in te trekken,’ zegt de jongste. ‘Geef me vast de erfenis…’

Hoewel de vader weet, dat de jongen nergens rust zal vinden behalve thuis, geeft hij hem toch zijn geld. De oudste zoon zit er met een verveeld gezicht bij te kijken als de boeken geopend worden. Hij vindt zijn broer maar dom. Je kunt veel beter lekker sparen en rijk worden. Terwijl hij dus de volgende dag weer gewoon aan het werk gaat, vertrekt de jongste naar een ver land. Een land, waar alles echt lijkt, maar nep is. Daarom kan er ook niemand gelukkig zijn.

 

In het begin merkt de jongen er niet zoveel van. Hij geeft zijn geld met handenvol uit. Z’n slechte vrienden helpen hem daar graag mee. Maar als de bodem van zijn geldkistje te zien is en er bovendien ook nog een hongersnood uitbreekt, wordt de situatie beroerd. Waar moet hij nu van leven? Een baantje zoeken? Niemand heeft hem nodig. Draaierig van de honger mag hij tenslotte bij een boer op de varkens passen. Hij heeft zelfs zó’n honger dat hij het varkensvoer wel wil verslinden. Net buigt hij zich voorover naar de trog, als…

‘Hé, blijf af! Dief die je er bent. Dat is voor de beesten.’

De boer heeft hem betrapt.

Verslagen leunt de jongen tegen het hek. Wat een ellende. WAT IS HIJ DIEP GEZONKEN. Zelfs zijn vaders knechten hebben het beter dan hij.

‘Ik zal naar mijn vader teruggaan en zeggen: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen God en u. Ik ben niet meer waard om uw zoon te heten. Maak mij maar uw knecht.’

Hij maakt zich los van het hek en zet de eerste stap op de weg terug… Wat een afgang! Hoe zou vader reageren?…

 

Al zijn angst is echter voor niks. Met open armen wordt hij  ontvangen. Stel je eens voor! Zijn vader heeft al die tijd al naar hem uitgekeken!

‘Mijn kind!’

‘Vader. Ik heb gezondigd…’

‘St! Stil maar!’

De vieze, magere zwerver huilt uit tegen het hart van de vader. Dikke tranen van berouw maken strepen op zijn vuile snoet. Maar vaders grote handen strelen zijn piekerig vette haar.

‘Mijn kind, mijn kind. Je bent weer bij me terug!!’

Met een paar bevelen zet vader het hele raderwerk van herstel in beweging.

Vies, arm en treurig blijft de jongen niet lang meer.

Kijk, daar komen de knechten al aanlopen met water, een mooie jas en gave schoenen. Een ring wordt aan z’n vinger geschoven als teken dat hij een rijk en belangrijk man is.

‘Slacht het gemeste kalf,’ roept vader vrolijk, ‘want we vieren feest! Mijn verloren zoon is weer terug.’

 

Maar nu komt de clou! Tegen de avond komt de oudste zoon van het land terug. Hij hoort muziek en dans. Wat zou er aan de hand zijn?

‘Uw broer is weer terug,’ zegt een knecht. ‘Daarom…’

‘Wat??’ roept de oudste zoon, ‘Die vuile opmaker?!’

Mokkend blijft hij buiten staan.

Als zijn vader hem na een tijdje op komt zoeken, want hij houdt van hem natuurlijk ook best veel, barst hij los. ‘Ik heb nog nooit een feestje gehad, terwijl ik me in het zweet gewerkt heb.’ Vader begrijpt er geen snars van.

‘Kind, alles wat van mij is is toch van jou? Van mij mag je elke dag feestvieren! Ach, kom nu mee, joh! Wees blij. Je broer was verloren, maar is weer gevonden.’

 

Of die oudste zoon ook feest ging vieren, vertelt Jezus er niet bij. Maar voor slechten én braveriken kan elke dag een feestdag worden als je aan God de Vader vraagt of je weer zijn kind mag worden en er ook naar gaat leven.

Download PDF