Bijbelverhalen

NT. 26 – LAZARUS LEEFT WEER

‘Zeg, heb je het al gehoord?’ vragen de mensen in Jeruzalem aan elkaar. ‘In Betanië is een man…’

Het gaat dan over de ezelfokker Lazarus, die dood geweest is en door Jezus werd opgewekt. Sindsdien is het gedaan met de rust in het kleine stadje. Veel mensen gaan zelf poolshoogte nemen. Ze willen die Lazarus wel eens zien.

‘Kijk!’ zeggen ze, ‘Daar loopt’ ie. Zie je wel?’

Zelfs de Farizeeën en de Schriftgeleerden komen kijken.

‘We moeten hem doden.’ fluisteren ze gemeen. ‘Straks gaat iedereen door hem in Jezus geloven. Die man is een gevaar.’

O, Lazarus merkt het wel. Al die blikken die op hem gericht zijn… Maar hij trekt er zich niks van aan. Soms, heel soms, als er oprechte mensen zijn die hem eerlijk vragen stellen, vertelt hij zijn verhaal. Dan stralen zijn ogen. Dan komen ook Maria en Marta erbij staan. Zij gaan verder als hij het niet meer weet. Het begon allemaal een paar dagen nadat Lazarus ziek thuiskwam. Moet je horen…

 

‘Maria, wat moeten we doen? Lazarus wordt steeds zieker.’ Marta’s lieve ogen staan vol tranen. Voorzichtig veegt ze het zweet van Lazarus’ voorhoofd.

‘Was Jezus maar hier… Hij zou onze broer wel beter maken.’

Ja, Maria ziet ook wel dat het niet goed gaat.

‘Laten we Gabber, de knecht, naar Hem toesturen.’ stelt ze voor. ‘Ik hoorde zojuist dat Hij in het Overjordaanse is.’

Ja, dat is een goed idee. Gabber vertrekt met spoed en de zussen wachten vol ongeduld Jezus’ komst af.

 

Tja, dat Jezus naar het Overjordaanse was gegaan, kwam doordat de leiders van het volk hem wilden grijpen. Maar ook hier komen velen tot Hem met hun ziekten en hun noden. En honderden gaan in hem geloven. Gabber de knecht heeft geluk. Hij vindt Jezus al gauw bij de oevers van de Jordaan. ‘Heer, Lazarus, uw vriend, is … hhh… ziek!’ zegt hij hijgend van het harde lopen. Daar schrikken de discipelen wel van, Lazarus hun vriend ziek? Gabber vertelt het hele verhaal. Het is echt heel erg. Toch blijft Jezus er kalm onder. ‘Ga maar weer terug, hoor! Deze ziekte leidt niet naar de dood, maar is tot Gods eer!’ Hoewel Gabber er niet veel van snapt, vertrekt hij min of meer gerustgesteld weer naar huis. Lazarus zal beter worden. Wat fijn!

Maar hoho! Daar vergist de knecht zich in. Op het moment dat hij Betanië binnenkomt, blaast Lazarus de laatste adem uit. Al van ver is het verdrietige gehuil van de klaagvrouwen te horen. Bedroefd om het sterven van zijn goede meester, gaat Gabber meehelpen met de voorbereiding van de begrafenis.

 

Twee dagen later zegt Jezus onverwachts: ‘Laten we naar Judea gaan.’ De discipelen sputteren tegen. Pasgeleden nog wilden de Joodse leiders hen stenigen. ’t Is daar veel te gevaarlijk. Maar de Heiland  weet, dat niemand hem enig kwaad kan doen voordat het zijn tijd is om te sterven.

‘Lazarus is ingeslapen.’ zegt hij. ‘Ik ga hem wakker maken.’

Dat is vreemd. Als Lazarus slaapt zal hij toch juist beter worden? Moeten ze daar hun leven voor wagen?

‘Ik bedoel eigenlijk,’ zegt Jezus, ‘dat Lazarus gestorven is. En hoe vreemd het ook klinkt, Ik ben daar blij om, want nu kunnen jullie tot geloof komen.’

Verbaasd trekken de discipelen hun wenkbrauwen op en kijken elkaar aan. Niemand snapt er iets van.

‘Ach, laten we maar met hem meegaan,’ bromt Tomas, ‘Als we toch moeten sterven, dan maar liever samen met Jezus.’

Om dat gezegde moet iedereen toch weer een beetje lachen. Die sombere Tomas. Ze vertrekken richting Betanië.

 

‘Marta, Marta! Jezus komt eraan!’

Het is vreselijk druk in het huis van Maria en Marta. Tientallen mensen zijn gekomen om hen te troosten. Marta aarzelt geen moment. Ze laat iedereen achter, rent de deur uit, Jezus tegemoet, haar lange rokken optillend.

‘Heer! Als u hier geweest was, zou Lazarus niet gestorven zijn.’ snikt ze radeloos als ze Hem ziet.

‘Lazarus zal opstaan, Marta!’ troost Jezus. Ja, iedereen zal opstaan, op de laatste dag van de wereld. Maar daar heeft Marta nu niets aan.

Och, Marta, denk toch eens na. Wie is het die de doden zal doen opstaan? Wie is de enige die leven geeft? Dat is toch Jezus, die nu voor je staat? Hoor, hij zegt het: ‘IK BEN DE OPSTANDING EN HET LEVEN. WIE IN MIJ GELOOFT ZAL EEUWIG LEVEN. Geloof je dat?’

Ze kijkt de Heer met grote ogen nadenkend aan.

‘Jazeker. Ik heb altijd al geloofd dat u de Christus bent,’ zegt ze getroost. Wat onhandig veegt ze haar tranen af en gaat Maria halen. ‘Jezus is er en hij roept je.’ fluistert ze in haar oor. Maria staat snel op. Haar vrienden die denken dat ze naar het graf gaat, gaan met haar mee. Net als Marta snikt ze het uit bij Jezus: ‘Heer, als u hier geweest was…’

‘Waar ligt Lazarus begraven, Maria?’ vraagt Jezus ontroerd. Met z’n allen lopen ze naar het graf. Zowat iedereen huilt. Ja, Jezus zelf ook. Hij is eigenlijk heel kwaad op die gemene dood.

‘Neem die steen weg!’ beveelt hij kortaf.

‘Nee! Nee! Meester,’ zegt Marta, ‘Dat kan niet. Lazarus ligt er al vier dagen in.’

‘Geloof nu maar, dan zul je eens wat zien.’ antwoordt Jezus.

Een paar sterke mannen rollen dus de witgekalkte steen weg. Wat gaat er nu gebeuren? Hoor! Na een kort dankgebed tot zijn Vader, roept Jezus luid: ‘LAZARUS KOM NAAR BUITEN!!’

En ja hoor! Lazarus komt. Zijn gezicht en hele lijf omwikkeld met repen doek.

 

‘Hoe is het om dood te zijn?’ vraagt men vaak aan Lazarus.

”k Weet er niks meer van.’ is dan het simpele antwoord. ”t Was net of ik sliep. Maar Jezus wekte mij en plotseling werd ik met grote kracht rechtop gezet. Ik hoorde allemaal geschreeuw. Iemand haalde de doek van mijn gezicht en toen zag ik alles om me heen. Is Jezus niet geweldig machtig?’ De mensen knikken. Nou en of! Ze kunnen het met hun eigen ogen zien. Lazarus leeft weer!

Download PDF