Bijbelverhalen

NT. 27 – DE HOOGSTE EER VOOR NICODEMUS

‘Vader, goed nieuws! Ik ben benoemd!’

Door een mooie, gebeeldhouwde deur van een sjiek huis in Jeruzalem stapt een knappe, niet al te jongeman binnen. Vol trots houdt hij een stuk perkament omhoog. Zijn benoeming tot de Hoge Raad. Het is Nicodemus. Vandaag wordt hij gekozen als een van de rechters en bestuurders van Israël.

‘Mijn zoon!’ roept de vader uit, ‘Dat ik dat nog mag beleven. Mijn eigen zoon lid van het Sanhedrin. Ik…’

De oude man kan van ontroering niet verder spreken. Tranen rollen over zijn gerimpelde wangen. Nicodemus slaat z’n armen om hem heen. O, hij begrijpt heel goed hoe blij vader moet zijn. Hij heeft hem immers al die jaren laten studeren.

 

Praten, overleggen, discussiëren en dan… een oordeel vellen. Dat is eigenlijk het belangrijkste wat men in het Sanhedrin doet. Je moet er wijs voor zijn, rijk en veel gestudeerd hebben in de Thora en de Profetenrollen. Nicodemus behoort tot de groep van de afgescheidenen, de Farizeeën, die Gods wet tot in de puntjes willen houden. Twee keer per week vasten ze. En van hun inkomen geven ze nauwgezet tien procent aan de tempel. De mensen van Jeruzalem kijken heel erg tegen hen op. Nicodemus geniet er dan ook van over de markt te lopen met zijn gebedsriemen en zijn gebedsdoek om. De lange kwasten raken bijna de straat. Met gulle hand deelt zijn slaaf geld uit aan de armen.

 

‘Wat verbeeldt die man zich wel!’

Op een spoedvergadering van de Farizeeën wordt heftig en fel gedebatteerd, met gebalde vuist zelfs en grote gebaren.

‘Die man is een dwaalleraar. Hij moet de gevangenis in!’

Wat is er aan de hand? O, het gaat over een zekere Jezus, een timmerman uit Nazaret, die predikt en wonderen doet, Nicodemus luistert eens goed naar wat er gezegd wordt. Men is vooral boos dat Jezus pasgeleden zomaar alle kooplui uit de tempel heeft gezet.

‘Waar haalt hij de brutaliteit vandaan! Hij doet maar net alsof hij het hier voor het zeggen heeft,’ zegt een fanatiekeling. Nicodemus kijkt de kring rond. Iedereen lijkt wel tegen Jezus te zijn. En hijzelf? Tsja, van buren, kennissen en familie heeft hij ook over Jezus gehoord. Maar wel heel anders. Jezus sprak, zo zei men, heel wijze woorden en genas lammen en blinden. Als Nicodemus een eerlijke rechter wil zijn, moet hij dit zeggen. Maar dan is hij gelijk uit de gunst. Dat durft hij niet.

 

Het is donker. De maan staat als een kleine sikkel aan de hemel. Duizenden sterren pinkelen boven de stille stad. De meeste mensen slapen al. Ergens hoor je iemand heel mooi op de dubbele fluit spelen. En in het centrum van de stad zitten nog een paar mensen op het platte dak te praten. Het zijn Nicodemus en… Jezus. Ja, Nicodemus wilde zo graag eens persoonlijk kennismaken met die wonderlijke leraar, waarover men zoveel kwaads zei. Bang voor wat de anderen zouden zeggen, is hij in de nacht naar Jezus gegaan.

‘Rabbi,’ zegt hij vleiend,’ Wij weten dat u een leraar van God bent, want niemand kan zulke wonderen doen als u.’

Jezus zwijgt. En Nicodemus krijgt een rode kleur, wat gelukkig niet te zien is in het donker. Ergens in de buurt wordt een deur hard dichtgeslagen en vlugge voetstappen verwijderen zich. Het is niet waar wat Nicodemus zegt. Het is gewoon vleierij. De leden van de Hoge Raad vinden helemaal niet dat Jezus van God gezonden is. Ook Nicodemus zelf twijfelt daaraan… Nadenkend schudt Jezus zijn hoofd, maakt een machteloos gebaar met zijn handen en zucht: ‘Je kunt het Koninkrijk van God nou eenmaal niet zien als je nog niet wederom geboren bent.’

Er valt een stilte tussen hen. Nicodemus denkt na over dit nieuwe begrip. WEDEROM GEBOREN WORDEN?? Hij neemt bedachtzaam een slokje sap en vraagt: ‘Hoe kun je  wederom geboren worden? Je kunt toch niet weer bij je moeder in de buik gaan zitten?’

‘Niet uit vlees… Uit water en geest!’ zegt Jezus. De woorden worden meegevoerd door de avondwind, die de toppen van de bomen laat ruisen. Uit water en geest… Uit water… Nicodemus denkt ineens aan Johannes de Doper. Die doopte in het water van de Jordaan de mensen die echt spijt hadden van hun zonden. Zou Jezus dit bedoelen?

‘Rabbi, hoe dan?’

O, Jezus wil Nicodemus zo graag helpen om wederom geboren te worden, maar dan moet hij eerst worden als een kind. Hij moet aannemen wat God zegt en niet alles willen verklaren. De wind kun je toch ook niet verklaren? Je voelt hem om je heen. Daarom zegt Hij scherp: ‘Bent u nou die belangrijke leraar uit Israël? Begrijpt u niet wat ik zeg? Geloof in mij, want ik ben echt nedergedaald uit de hemel…’

Oei! Die is raak! Nicodemus is geschokt. Hij, het geëerde lid van het Sanhedrin, die jarenlang heeft gestudeerd, heeft hij geen inzicht? Ineens ziet hij zichzelf zoals Jezus hem ziet. Een trotse man die denkt dat God wel blij mag zijn met zo iemand als hij. Beschaamd buigt hij zijn hoofd.

‘Ken je dat verhaal van die koperen slang?’ vraagt Jezus om hem te helpen. ‘Je weet wel toen het volk in de woestijn door dodelijke slangen waren gebeten. Iedereen die naar die koperen slang keek werd genezen. Zo is het met mij. Ik zal aan een paal omhooggestoken worden en iedereen die naar mij kijkt zal leven.’

Nicodemus wisselt een snelle blik met Jezus. Zijn gedachten tollen door zijn hoofd. Wat Jezus hier zegt…! Of hij is de Messias, of hij is de grootste opschepper die er bestaat…

Plotseling borrelt er grote blijdschap in hem op. Hij snapt het. JEZUS IS WERKELIJK DE ZOON VAN GOD! Met beide handen tegelijk geeft hij een klapje op z’n knieën, staat op en zegt stralend: ‘Rabbi U bent werkelijk van God gezonden.’

Nu is het wel echt gemeend. Jezus pakt de uitgestoken hand, loopt met hem mee naar de deur en zegt: ‘Beste vriend, onthoudt een ding heel goed: GOD HEEFT U LIEF. Hij heeft de hele wereld lief, ZO LIEF DAT HIJ ZIJN ENIGGEBOREN ZOON GEGEVEN HEEFT, OPDAT EEN IEDER DIE IN HEM GELOOFT NIET VERLOREN ZAL GAAN, MAAR EEUWIG LEVEN ZAL ONTVANGEN.’

 

‘Vader! Vader!’

Weer bezoekt Nicodemus zijn oude vader. En weer heeft hij iets heel belangrijks te melden. De HOOGSTE EER IS HEM TE BEURT GEVALLEN. Nicodemus is een kind van God geworden!

Download PDF