Bijbelverhalen

NT. 28 – ALS DE STENEN KONDEN SPREKEN

Op het middelpunt van de aarde, in de stad Jeruzalem, stond de tempel van de Here God. Nu zijn er nog slechts resten van over. Een plein, wat zuilen en een stuk muur. Als die oude stenen eens konden praten (en in zeker opzicht kunnen ze dat ook) wat zouden ze dan veel te vertellen hebben. Bij voorbeeld wat er gebeurde in het voorjaar van het jaar 29. Moet je horen.

 

Bah! Wat voel ik mij smerig. Ik, het allerbelangrijkste gebouw van de wereld. Ik, die de mensen de weg naar God moet wijzen, voel me zo beledigd. Vooraan bij mijn poort is een grote adelaar bevestigd. Dat hebben Romeinse soldaten gedaan op bevel van koning Herodes. Het is alsof ze willen zeggen: ‘Wij zijn de baas over jou. Wij hebben jou weer opgebouwd en dus ben je van ons.’

Vanuit het nabijgelegen paleis van koning Herodes bewaken dag en nacht vijandelijke ogen mijn voorhoven. Ik voel me overheerst en gebonden als een slaaf. O ja, er wordt wel dagelijks geofferd op het brandofferaltaar, maar voor de meesten is de dienst aan God een gewoonte geworden. Hun hart is er niet echt bij. Ze praten wel over Gods geboden, maar doen ze niet. ZE KENNEN MIJN VERHAAL NIET MEER! Het allerergste is wel dat mijn voorhoven gebruikt worden om handel te drijven, door mijn eigen volk! Het is een voortdurend geschreeuw, geblaat en gemekker. Op mijn stenen liggen schapenkeutels, groenteresten en spuug. Er wordt geld gewisseld door slimme, oneerlijke zakenlieden. Je hebt de bank van Cohen en de bank van Eli ben Asser… Wanneer, o wanneer zal er weer heilige eerbied binnen mijn poorten zijn? Wanneer zullen ze weer naar mijn verhaal luisteren?

Mijn verhaal. Ik vergeet bijna om je dat te vertellen en daarvoor besta ik toch eigenlijk. Kom een beetje dichterbij en houd je oren en ogen wijd open. Het is een geheim. Alleen zij die een eerlijk hart hebben begrijpen het. ALLES VAN MIJ VERTELT NAMELIJK VAN EEN MAN, DIE HET WEER GOEDMAKEN ZAL TUSSEN GOD EN DE MENSEN. DE MESSIAS! Hij zal rein zijn als mijn voorhoven, maar ook het offerlam, dat zichzelf opoffert voor de zonden van de mensen. Hij zal het brood des levens zijn, zoals mijn toonbroden uitbeelden. Hij zal het licht der wereld zijn zoals mijn gouden kandelaar vertelt. Als een priester bij het reukofferaltaar zal hij bidden voor zijn volk. En al Gods geboden zal hij doen, zoals mijn gouden ark in het allerheiligste verkondigt. Begrijp je nu dat het zo erg is dat ik zo smerig ben? HET GAAT OM MIJN VERHAAL.

 

Hoewel ik splinternieuw door koning Herodes ben opgebouwd, ben ik toch al heel oud. Ik ben eigenlijk de derde tempel. Maar wat er uiterlijk ook veranderde, mijn verhaal bleef hetzelfde. Weet je hoe dat komt? God zelf heeft mij bedacht om het verlangen naar de Messias levend te houden. Zo, nu ken je mijn geheim… een beetje. Kom maar vaak terug. Er is nog veel meer te leren.

O, wat zal ik blij zijn als hij, van wie mijn stenen en heilige voorwerpen getuigen, zal komen. De Messias. Dan zal ik mijn aloude poorten wijd opheffen om hem binnen te laten.

 

Ja, de Messias. Al eeuwenlang verlangen de gelovigen naar hem. Ze bidden dagelijks om zijn komst. En… men fluistert zelfs dat hij al gekomen is. Men spreekt over een man, die Jezus van Nazaret heet. Vooral nu het bijna Paasfeest is en er duizenden mensen door mijn poorten in en uitgaan, gonst het van de geruchten… Wacht eens! Er is iets aan de hand op het tempelplein.

 

‘Eruit! En gauw!… Weg met jullie woekeraars!’

O, wat gebeurt er? Wat gebeurt er? Een boze man gooit zo maar alle tafeltjes van de geldwisselaars om. Met een zweep van touw drijft hij de verkopers van koeien en schapen de poort uit. En tegen de verkopers van duiven schreeuwt hij: ‘Haal die beesten hier weg! MAAK GEEN MARKT VAN HET HUIS VAN MIJN VADER!’

O, het wordt een grote chaos op mijn plein. Iedereen loopt door elkaar, struikelt over loslopende dieren, glijdt uit over koeienvlaaien en duikt naar wegrollend geld. Het is een lawaai van jewelste. O, mag dat zo maar? Wie is die man? Eerlijk gezegd lucht het mij wel op dat die bedriegers verdwijnen. Dat hadden de priesters al lang moeten doen… Hèhè! Nu nog een bezem erdoor. Wie zou die man zijn die zo’n fan is van Gods huis? Is het soms?… Ja werkelijk. Het is Jezus van Nazaret.

 

Blauw zijn de uniformen van de tempelpolitie en wit zijn de kleren van de overpriesters.

‘Van wie heb jij papieren gekregen om dit te doen?’ schreeuwen ze tegen Jezus. Ze ballen hun vuisten en nemen hem op de korrel. Bezweet en nog nahijgend stoot hij eruit: ‘Ga je gang maar! Doodt me maar. Breek deze tempel af en in drie dagen zal ik hem weer opbouwen.’

Het galmt tegen mijn muren en weerkaatst tegen mijn zuilen. Ik voel het als een schok door mij heengaan. Als een aardbeving. Deze man spreekt over zichzelf als over de tempel. DAN MOET HIJ DEGENE ZIJN WAAROVER MIJN VERHAAL GAAT!

Maar die eigenwijze leiders begrijpen zijn woorden niet.

‘Man! ‘ schreeuwen ze kwaad. ‘Zesenveertig jaar hebben ze over deze tempel gebouwd en jij wou hem afbreken en in drie dagen herbouwen? Ben je eigenlijk wel goed snik?’

Verontwaardigd mopperend druipen ze af.

Zij druipen af, maar uit alle hoekjes en verbergplekjes komen mensen naar Jezus toe. Strompelend, kruipend, kreunend… Zieken, armen, kinderen. De sterken ondersteunen de zwakken. Dit heb ik altijd willen meemaken.

Jezus ontfermt zich over hen. Hij geneest, troost en spreekt tot hun hart. En zijn discipelen knielen neer bij de hulpbehoevenden, terwijl ze elkaar toeroepen: ‘Dit is het waarvan de profeten spraken.’

Tranen van verdriet en opluchting vallen op mijn stenen. Gelach en gezang van kinderen weerklinkt tegen mijn muren… Hosanna! Hosanna! Ik voel mij vervuld worden van de nabijheid van God. De Messias is gekomen. Mijn taak is klaar.

 

Als je misschien ooit eens in Jeruzalem komt en je staat bij de resten van de tempel, bij de Klaagmuur, leg dan heel eerbiedig je hoofd tegen de stenen en luister met je hele hart. Hoor je wel wat de stenen fluisteren?

‘DE MESSIAS WAS HIER!’

Download PDF