Brwoem, brwoem, brrrrwoem!
Roffelende trommels, dreunende laarzen, vernederende blikken.
‘Uit de weg, Jood! … Breng deze spullen voor me naar de kazerne,…bukken, Jood!…’
Het goedgetrainde Romeinse leger terroriseert het volk van God. Hoge belasting betalen, slavendiensten doen… met de zweep voortgejaagd worden… Paarden, schilden, speren, zwaarden, …
En Israël zucht… en bidt. Ach, ze willen zo graag een eigen koning hebben, iemand die de Romeinen wegjaagt. Een koning die hen als een herder leidt, machtiger en wijzer dan Salomo. Ze worden al honderden jaren onderdrukt en de profeten hebben het voorspeld. Het staat in de oude boekrollen.
Onder andere Jeremia had voorspeld, dat er een koning uit het nageslacht van David zou komen, die een eerlijke regering zou brengen. Heel Israël fluistert erover. Stil maar, wacht maar, eens wordt alles beter, de Messias komt, want God heeft het ons beloofd!
Hoop is als een klein vlammetje in een kampvuur. Soms smeult het en soms laait het hoog op, nietsontziend en verterend. De laatste tijd ging het als een lopend vuurtje door het land: De MESSIAS IS GEKOMEN, het is Jezus van Nazaret.
Uit Nazaret? Kan daar dan iets goeds vandaan komen?
De Messias moet toch uit het geslacht van David zijn?
Ja, maar dat is hij ook en Hij werd in Betlehem geboren.
O!… Enne… is hij zoals Jesaja zei, je weet wel, een vredevorst en een raadsman?
Absoluut. Hij opent blinde ogen en richt verlamden op!
Geweldig, dan zal er eindelijk een eind komen aan die laarzen die dreunend stampen…
Dan gaan we een fantastische en spannende toekomst tegemoet…
Dacht het volk, … hoopten de mensen…
Maar deze week. Als een bom was het ingeslagen, de boodschap: Jezus is opgepakt, veroordeeld, gekruisigd en zelfs al begraven! In één keer alle hoop de bodem ingestampt!
O God, wees ons genadig. Wat nou?
Er lopen twee volgelingen van Jezus over de weg van Jeruzalem naar Emmaus, een afstand van ongeveer elf kilometer, ze zijn druk aan het redeneren, springend over kuilen en stenen en hun vaart wat afremmend op de dalende weg.
‘Hij was het wel!’ roept Kleopas. ‘alles wat er over de Messias geschreven staat… het klopt precies…’
‘Maar, Kleopas, hoe kun je dat nou volhouden… Jezus is dood!’ roept de andere discipel met tranen in de ogen. ‘Hebben we ons dan zo vergist???’
Even is het stil tussen hen. De stoere mannen willen voor elkaar niet weten hoeveel pijn het doet om terug te denken aan de gruwelijke dood van Jezus. Ze slikken hun verdriet weg.
…’En dat verhaal van die vrouwen dan…’ roept Kleopas, zich vastgrijpend aan een dun takje van een overhangende struik, ‘Die vrouwen van daarnet. Ze beweerden dat Jezus is opgestaan, althans.. dat had een engel hen gezegd…’
‘Ach man, vrouwen, je weet wel,… ze zijn gewoon hysterisch! …. ‘ zegt zijn vriend. ‘Dat kan toch niet. Het is al de derde dag!…. Was het maar waar!’ voegt hij er binnensmonds aan toe.
‘Nou, Maria is anders niet zo overdreven…’
‘Vergeet niet, Kleopas, het is haar zoon, hoor! Zoiets gaat niet in je kouwe kleren zitten…’
Na de bocht in de weg volgt een tamelijk vlak stuk. Ze gaan achter elkaar lopen, want een herder verspert de weg met zijn kudde, die voor het donker naar de kooi gebracht moet worden. Als ze de herder eindelijk gepasseerd zijn, neemt Kleopas de draad van het gesprek weer op. Maar tot zijn verbazing ziet hij dat er iemand bij gekomen is. Waar komt die man nou ineens vandaan? …
‘Goeiemiddag,..’ klinkt het vriendelijk, ‘Ik zie dat jullie ook die kant heengaan. Mag ik met u oplopen? Waar praten jullie over?’
Kleopas en zijn vriend staan pardoes stil. Nou ja, zeg… Waar praten jullie over. Over het laatste nieuws natuurlijk! Over dat waar heel Israël over praat… Is die man soms van een andere planeet? Hij komt toch ook uit de richting van Jeruzalem…
‘Bent u de enige vreemdeling in Jeruzalem, die niet weet wat er deze dagen gebeurd is, meneer?’
‘Wat dan?’ vraagt de man.
‘Wat er gebeurd is met Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriester en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop, dat hij het was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds alles gebeurd is.´
Schouderophalend en druk gebarend vervolgen ze hun weg, terwijl Kleopas´ vriend de vreemdeling bijpraat over de ongeloofwaardige verhalen van de vrouwen.
Maar die vreemdeling is echt geen dom persoon. Hij kent de Thora en de profeten op zijn duimpje. Hij blijkt een geleerde rabbijn te zijn, want hij spreekt met gezag.
´Hebt u zo weinig verstand?´ durft hij zomaar te zeggen, ´bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in ALLES wat de profeten gezegd hebben?’
‘ALLES?’
‘Ja, ALLES! Eerst moet de Messias lijden en pas daarna kan hij een glorierijke koning worden! Jesaja schrijft…’
Het kleine vonkje hoop, dat ligt te smeulen in de harten van Jezus’ vrienden wordt een vlammetje, een vuurtje, een binnenbrandje, een laaiend vuur naar mate de rabbi hen aan de hand van de Thora en de Profeten uitlegt dat Jezus WEL de Messias is en dat Hij de dood moest overwinnen om de weg naar God voor ons allemaal begaanbaar te maken. O, nou snappen ze het. Ze kunnen wel dansen van vreugde om de schitterende logica van alles, maar… ze zijn er. Ze zijn in Emmaus en de rabbi moet verder. Nee, dat kan zo maar niet. Ze hebben nog zoveel vragen…
‘Alstublieft, meneer, blijf bij ons, het wordt al donker. U kunt toch niet in de nacht onderweg zijn? Kom alstublieft mee! Zo dringen ze aan.
En de man gaat mee.
Thuisgekomen belooft het een heerlijke avond te worden. Brood, wijn, kaas, vruchten worden op tafel gezet en iedereen gaat aanliggen, heerlijk ontspannen.
‘Wilt u voor het eten bidden, rabbi?’ wordt er gevraagd.
De rabbi neemt het brood, breekt het in drie stukken en dankt er voor…. De olielamp schijnt op zijn vriendelijke gezicht en op zijn handen!
LITTEKENS? …
Ze springen overeind. LITTEKENS? Ineens dringt het tot hen door. Ze schreeuwen het uit: ‘Jezus, Meester, U bent het!! Hoe is het mogelijk?’
Maar Jezus is weg. Weg? Ja, zomaar weer verdwenen. Ze kijken naar de lege plaats en dan naar elkaar…
‘Hij was het echt, Kleopas!’
Ja, vriend, daarom waren we zo enthousiast toen we met hem onderweg waren.’
In Jeruzalem zijn de elf discipelen en alle andere vrienden en vriendinnen van Jezus bij elkaar. Plotseling stormen Kleopas en zijn vriend naar binnen. Ze schreeuwen van opwinding. Nadat Jezus bij hen was weggegaan zijn ze er als de wind vandoor gegaan om het aan de anderen te vertellen.
‘Jezus leeft, we hebben hem gezien!’
Opgewonden vertellen ze wat er onderweg gebeurd is en hoe Jezus zich aan hen kenbaar gemaakt heeft door het breken van het brood.
En raadt eens wat er gebeurt? Terwijl ze nog aan het vertellen zijn komt Jezus zelf in hun midden en zegt: ‘Vrede zij jullie!’
Wat een fantastische belevenis. Jezus is de van God gezonden Messias, zoals lang geleden was voorspeld. Eindelijk snappen ze het.