Bijbelverhalen

NT. 43 – Bericht aan Theofilus en iedereen die het horen wil

‘Zeg dokter Lucas.” vraagt Theofilus, een geleerde Griek aan zijn vriend, terwijl hij een druif in zijn mond steekt.

Ze zitten samen in een zuilengang van een mooi wit huis te praten over wat er gaande is in het land.

“Ik hoor zoveel verhalen over Jezus, en neem me niet kwalijk: heel sterke verhalen. Wat móét ik daar nu mee? Stel je voor dat ik een stel kletsverhalen zou gaan geloven – dan maak ik me toch belachelijk?”

Lucas knikt en strekt wat onrustig zijn lange benen even uit. Theofilus raakt een goed punt aan. Daar zit hij zelf ook al een tijd over na te denken. Het wordt hoog tijd, dat er eens iemand komt die alles nauwkeurig uitzoekt en precies opschrijft wat er is gebeurd met Jezus, de zoon van God. Van het begin tot het eind. Zijn vriend Paulus heeft dat ook al eens voorgesteld. Na een korte aarzeling zegt hij dan:

‘Theofilus, jouw vraag is van het grootste belang. Het wordt tijd dat ik aan de slag ga om alles haarfijn te onderzoeken en op schrift te stellen. Ik ga tijd vrij maken voor dit project. We moeten het vragen aan mensen die er met hun neus bovenop gezeten hebben… Niemand zal mij iets op de mouw spelden, Theofilus!’

En zo begint Lucas aan een veelomvattend karwei. De waarheid boven water te halen. Onomstotelijk. Vele maanden en veel bezoeken later staat alles nauwkeurig op schrift. Het wordt genoemd: het evangelie van Lucas, deel 1.

Theofilus was er maar wat blij mee. Hij liet het overschrijven en deelde de exemplaren met gulle hand uit. Het ging over Jezus’ geboorte tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, nadat hij de apostelen had gezegd wat hun opdracht was. Wat een verrukkelijk boekje!! Maar toch wilde Theofilus nog meer weten. Hoe ging het nu met het koninkrijk van God, met de jonge kerk?

‘Theofilus, vriend van God,’ schrijft Lucas nadat hij zijn van zijn verlangen had gehoord, ‘het gaat geweldig goed met de kerk. Ook dat heb ik precies uitgeplozen. Ik stuur u nu mijn tweede boekje. Kopieer het zoveel u maar wil, want iedereen moet het horen.´

Het boekje noemt men: DE HANDELINGEN DER APOSTELEN. Het begint waar het eerste boekje eindigde. Met Hemelvaart. Maar wat daarna volgde was minstens zo spectaculair: Pinksteren.

Daar staan de discipelen nu, op de olijfberg. Zojuist is Jezus naar de hemel opgestegen. Zojuist ook hebben twee engelen hen toegesproken. Jezus zal weer terugkomen!

“Wauw!” zegt Petrus. Hij laat zijn handen zakken, die hij opgeheven had naar de hemel. Hij kijkt de kring van zijn vrienden eens rond en zegt nogmaals uit het diepst van zijn hart: ‘Wauw!! Halleluja!’

“Hij heeft de hele wereld lief!’ zegt Johannes, diep onder de indruk. ‘kun je je dat voorstellen? Niet alleen de Joden, maar alle mensen tot het uiterste van de aarde…’

‘’t Is niet te geloven,’ zucht Tomas.

‘Tomas!!!’ roepen ze allemaal in koor. Lachend.

Tomas wuift met zijn hand, ‘Jaja! Dit keer geloof ik het echt, ik bedoelde…’

‘Actie mannen,’ zegt Simon de IJveraar, ‘kom op. Jullie hebben gehoord wat Jezus zei. ‘Blijf in de stad totdat jullie kracht hebben gekregen uit de hoge. Wat gaan we dus doen?’

‘Je hebt gelijk, Simon,’ roepen ze,  ‘Op naar de bovenzaal. Wat is dit allemaal spannend!!!’ Opgewonden vertrekt de groep discipelen naar de bovenzaal in Jeruzalem, waar ze ook het laatste avondmaal gebruikt hebben.

’t Is een hele klim om in de zaal te komen, al die trappen… Maar ze voelen zich er thuis na alles wat er gebeurd is. Thuis? Nou ja, een thuis hebben ze niet. Thuis is eigenlijk waar ze allemaal zijn. Zo zien ze dat na drie jaar omzwervingen. Al spoedig krijgen ze visite. Het gerucht dat Jezus naar de hemel is gegaan verspreidt zich snel onder de aanhang van de Heer. Iedereen wil er het zijne van weten. Na een paar dagen zijn er al zo’n 120 mensen bij elkaar. Het wordt dringen en opschuiven.

Het is extra druk, omdat het oogstfeest voor de deur staat, waardoor er veel mensen naar de tempel zijn gekomen om te feesten. Soms gaan er een paar eten kopen, of  bidden op het tempelplein. Er zijn kinderen bij en oude mensen. Het is een gekakel van jewelste. Er wordt half zingend gebeden; de een doet het luider, zangeriger, sneller dan de ander. Anderen praten er gewoon doorheen, waardoor een mengelmoesje van geluiden ontstaat. Er is zoveel liefde onderling. Niemand heeft zin om naar huis te gaan, hoewel de zaal afgeladen vol is. Maar ondanks hitte en drukte blijven alle gelovigen eendrachtig bijeen. Soms ineens is het stil, dan begint iemand te vertellen, wat Jezus voor hem of haar heeft gedaan. Soms snikt iemand. De emotie is te snijden.

De elf discipelen vormen het middelpunt van de drukte, want zij waren alle dagen bij Jezus. Vroeger waren ze met z’n twaalven, maar Judas leeft niet meer. Het voelt als een gemis, want het horen er twaalf te zijn. Daarom stelt Petrus dan ook op een gegeven moment voor: ‘Broeders en zusters, sinds Judas’ dood zijn we maar met elf. We moeten iemand erbij hebben. Iemand, die van alles afweet, die elke dag met ons optrok. Hij kijkt de kring rond. Er worden een paar mannen naar voren geschoven.

Ja, natuurlijk Josef Barsabbas, oftewel Justus. (Iedereen schiet in de lach om die bijnaam.) en… Mattias. Jij was er ook altijd bij. Jullie twee komen er het meest voor in aanraking. Weet je wat. We gaan loten en dan zal God degene aanwijzen die Hij uitkiest.’

En zo gebeurt het ook. Het lot valt op Mattias. Hij wordt door iedereen omhelsd en gefeliciteerd.

Tien dagen blijven ze zo bij elkaar. Dag en nacht.

Het vuurtje van hun enthousiasme gaat steeds hoger branden. De laatste nacht, de nacht voor Pinksteren kan niemand slapen. Er wordt voortdurend gebeden. Je hoort verhalen vertellen van wat Jezus allemaal heeft gedaan, van die blinde die genas en o ja, die bezetene in Gadara die bevrijd werd. De halleluja’s zijn niet van de lucht.

In de verte kraait een haan, maar niemand hoort het. De ochtend is aangebroken. De sfeer is te snijden. Honderdtwintig mensen staan luidkeels God te loven, dansend met de handen in de lucht. En dan gebeurt het.

Gods Geest daalt neer op zijn volk.

Een stormwind, een geweldige windvlaag waait door de ramen naar binnen en vult het huis. Alsof er een douche opengezet is en het water over je heen stroomt zo voelt het alleen dan met warme lucht. Ze worden dolblij. Op hun hoofden vuurvlammen… Hé?? Ongelofelijk! Ze laten zich gaan en beginnen onbegrijpelijke woorden en zinnen uit te spreken, brabbeltaal van een baby?

Het gaat maar door…

Op het tempelplein komen de nieuwsgierigen toegestroomd. Wat is hier aan de hand?

Iemand schreeuwt: ‘Hé, wat gebeurt er daar?’

Een koopman spuwt minachtend op de grond

‘Teveel gedronken,’ roept hij.

‘Welnee, man, ik hoor ze in mijn eigen taal spreken. Het is Perzisch. Hoe kan dat nou? Ik dacht dat het ongestudeerde lui uit Galilea waren.’

‘Wacht eens, die daar spreekt mijn taal, Libisch. Stil eens dan kan ik het beter horen.’

‘O ja, wat zeggen ze dan?’ vraagt de koopman, die niet wil toegeven dat hij het fout heeft. ‘God doet grote daden en…’

‘Hé, jullie daar, vertel op. Zijn jullie doof of zo. Waar is jullie leider?’ schreeuwt een man met een baard.

De menigte groeit maar aan. Het zijn er al duizenden. Ze rekken hun nekken om maar niets te missen.

En hun roepen wordt beloond. Petrus, de leider, komt naar buiten met de anderen in zijn kielzog. Ze lopen het publiek in en beginnen in allerlei talen te vertellen, dat Jezus’ koning is.

Als Petrus met zijn hand tot stilte maant wordt het eindelijk rustig.

‘We zijn niet dronken,’ begint hij. ‘Het is pas negen uur ’s ochtends. Nee, dit is al lang geleden geprofeteerd door de profeet Joël….’

Die toespraak van Petrus is zo mooi, zo indringend. De mensen die hem aanhoren gaan in Jezus geloven. En ze vragen wat ze moeten doen om gered te worden.

‘Bekeer je en laat je dopen,’ zegt Petrus, ‘en dan zul je ook zo blij worden als wij…’

Op die dag, de eerste Pinksterdag worden er drieduizend mensen gedoopt. En dat is een goeie start voor de kerk van Christus!

Met deze uitstorting van de heilige Geest begint het tweede boekje van Lucas, de Handelingen.  Het is een betrouwbaar verslag van het begin van de kerk. Ben je ook nieuwsgierig? Lezen dan.

Download PDF