Er is een geheime vergadering aan de gang in één van de bijgebouwen van de tempel. Het Sanhedrin is bijeengekomen voor overleg. Voor de gesloten deur staan twee mannen van de tempelpolitie met speren in de hand. Heel Jeruzalem is nieuwsgierig wat er binnen besproken wordt. Komt er een verhoging van de belastingen? Heeft Herodus soms weer een nieuwe wet uitgevaardigd? Nee, het is véél erger. Er loopt namelijk een gevaarlijke man door het land. Hij heeft volgelingen om zich heen verzameld. Soms is hij in het Noorden van Israël, soms in het Overjordaanse, maar de laatste tijd is hij in Jeruzalem. En hij doet net of hij alles beter weet dan de Farizeeën en Schriftgeleerden! Volgens sommigen is hij zelfs van de duivel bezeten. Hij moet worden opgepakt voordat het te laat is. Straks gelooft iedereen in hem. En dan is het Sanhedrin zijn macht kwijt. Dan zijn de poppen aan het dansen, want die Hoogste Rechtbank voor Godsdienstzaken is aangesteld door niemand minder dan koning Herodus.
Er wordt gediscussieerd, overlegd, gefluisterd, geschreeuwd, geruzied… Aan het eind van die urenlange vergadering wordt er besloten dat die man, die Jezus heet, door list moet worden gevangen en dan… gedood. Beter dat er één man sterft dan dat het hele volk in de problemen komt.
Hoe komt het toch dat de Overpriesters en de Farizeeën zo botsen met Jezus? Daar is maar één verklaring voor en dat is: Ze zijn bang voor zijn macht. Als Jezus spreekt, dan spreekt hij met autoriteit en gezag. Je merkt het meteen als je bij hem in de buurt bent. Toch is Jezus de nederigste van alle mensen. Hij is gekomen om te dienen en niet om te heersen. Dat kun je lezen in onderstaand verhaal.
‘Meester, waar wilt u dat we vanavond het Pesachfeest gaan vieren?’ vragen Petrus en Johannes aan Jezus? Eigenlijk vier je dat feest thuis in de familie, maar ze zijn ver van huis. Het voelt een beetje alsof ze samen met Jezus een gezin vormen. Petrus gaat niet naar zijn vrouw en kinderen en Jacobus en Andreas gaan niet naar hun moeder. Het mooiste van alle feesten vieren ze met hun Heer.
‘Ga naar de stad,’ antwoordt Jezus ‘en dan zul je een man zien, die een kruik water draagt. Loop hem maar achterna. Als hij ergens naar binnen gaat gaan jullie ook naar binnen en dan vraag je naar de eigenaar…’’
Petrus en Johannes doen precies zoals Jezus het hun heeft bevolen. Ze vinden het huis en de eigenaar.
‘Dag meneer,’ zeggen ze, ‘Onze meester vraagt waar het gastenvertrek is waar wij het Pesach maal kunnen eten?’
De man is een volgeling van Jezus. Hij heeft er al op gerekend, want zijn mooie grote bovenzaal is al helemaal ingericht voor het feest. Nu alleen nog even de boodschappen halen. De rest van de dag zijn ze bezig met koken en bakken.
‘Wat is het hier gezellig,’ zeggen de anderen als ze tegen zonsondergang met de Heer Jezus binnen komen. ‘Waar kunnen we zitten, Petrus?’
‘Nou, jij hier en daar Tomas, daarnaast Andreas… ‘
‘En wie zit er dan naast de Meester?’
‘Ja, ik natuurlijk. En Johannes aan de andere kant.’
‘Waarom jij? Filippus wil ook wel eens op de ereplaats zitten. En Jacobus is de oudste, ook de wijste… Judas, zeg jij er eens wat van, jij bent onze penningmeester!‘…
‘O ja, en dan nog wat! Waar is de slaaf die onze handen en voeten moet wassen? Je denkt toch niet dat ik dat doe..’
‘Nee, en we gaan echt niet aan tafel met zulke vieze voeten, hoor!’
O, wat een ramp. Er is geen slaaf om hen te bedienen! Die is op deze Pesachavond bij zijn familie. En dat hoort ook zo.
‘Wij hebben al genoeg gedaan,’ zucht Johannes. ‘Nou is het jullie beurt.’
Jezus hoort hen ruziën over wie de ereplaatsen zullen bezetten. Juist op deze heel speciale avond, nu hij voor de crisis van zijn leven staat… Morgen zal hij zijn leven voor hen geven. Morgen zal hij aan een kruis gespijkerd worden…Vanuit het diepst van zijn hart rijst er een gebed tot zijn hemelse vader.
‘Vader, dit zijn mijn vrienden. Ik heb ze zo lief, dat ik mijn leven voor hen wil geven…
Zelfs Judas heb ik lief, hoewel ik weet dat hij mij straks gaat verraden aan de Schriftgeleerden. Stuk voor stuk heb ik ze in mijn hart gesloten. Maar ze zijn nog zo op zichzelf gericht. Mag ik ze nog één grote les leren, Vader? Eén les, die ze nooit meer zullen vergeten?’
Hij staat op, legt zijn bovenkleed af en doet een schort voor.
‘Vrienden,’ zegt hij rondkijkend, ‘Vandaag ben ik jullie slaaf. Ik ga jullie de voeten wassen. Kom maar om de beurt bij me.’
Het wordt ineens heel stil. Je hoort alleen maar het water uit de kan in het teiltje stromen.
Jezus, de Meester? Gaat hij hun vieze voeten wassen? Dat kan toch niet. Jezus is de Messias, de Zoon van God, de Allerhoogste, de komende koning… Hij heeft macht, zelfs over de boze geesten!
Er klinkt een ongelovig gemompel.
‘Ga hier maar zitten,’ zegt Jezus vriendelijk. Hij buigt zich over de zweetvoeten van Andreas, Jacobus, Natanaël… wast ze met een liefkozend gebaar, droogt ze af aan de doek en smeert ze lekker in met geurende olie. Wat lief van Jezus!
Er is er maar één die protesteert. Dat is Petrus.
‘Daar komt niks van in,’ roept die verontwaardigd, ‘Nooit in der eeuwigheid laat ik u mijn voeten wassen!’ Hij draait zijn rug naar Jezus toe.
‘Petrus,’ Jezus legt een natte hand op zijn schouder, ‘Ook jouw voeten, anders hoor je niet bij mij.’
Geschrokken draait Petrus zich om. Niet bij Jezus horen? Dat is onbestaanbaar. Dan stort zijn wereld in. ‘Ik, ikke…,’stottert hij, ‘was me dan maar helemaal, Heer, ook mijn handen, mijn gezicht…’
Iedereen schiet in de lach. Het is ook hollen of stilstaan bij Petrus.
Als ze een poosje later allemaal schoon en wel aan tafel zitten vraagt Jezus aan zijn leerlingen: ‘Begrijpen jullie wat ik deed?… In de wereld gaat het om macht en de machthebbers worden gediend, maar in mijn koninkrijk moeten jullie elkaar dienen. Als ik, jullie heer en meester jullie voeten waste, dan moeten jullie ook elkaar de voeten wassen, want ik gaf je het goede voorbeeld.’