Bijbelverhalen

NT. 55 – Het meisje met de taliet 2

‘Buurvrouw, kom gauw, uw dochter… er is iets aan de hand met haar…’

Een paar buurkinderen komen de vrouw van Jaïrus vertellen dat Bat ziek is geworden. Ze heeft zomaar overgegeven midden op het pad.

Moeder schrikt. Wat zou er aan de hand zijn met haar lieve meisje?  Vanmorgen vroeg was ze nog zo vrolijk. Als ze haar strompelend en struikelend naar huis ziet komen weet ze het al. Bat is ziek. Ze heeft koorts. Haar wangen zijn vuurrood.

‘Kom maar liefje,’ troost ze, ‘mamma zal een vochtige doek op je hoofd leggen en je wat citroensap geven. Ga maar lekker op je bed liggen. Ik pak nog een extra deken, je rilt van de koorts.’

 

Vader weet het nog niet. Hij zit in de hof van de synagoge naar rabbi Jezus te luisteren. O wat kan die mooi de wet en de profeten uitleggen. Er zijn heel veel mensen om hem heen. Velen zitten gewoon op de grond aan zijn voeten. Anderen staan tegen de zuilen geleund te luisteren. De fontein in het midden klatert met een kalmerend geluid.

‘Het woord van God is net als zaad dat in een akker valt.’ zegt Jezus. ‘Ontvang het met blijdschap. Dan zal het in je vruchtdragen.’

Een klein jongetje kruipt bij Jezus op schoot. Jaïrus’ bruine ogen kijken Jezus aan. Hij is diep geraakt. Deze rabbi is echt de Messias van God.

Aan het eind van de middag vertrekt Jezus met zijn leerlingen in een schip naar de overkant van het meer. Jaïrus sluit de synagoge en gaat naar huis om te eten. Het is broeierig warm. Zou er slecht weer komen? Een vlieg zeurt om zijn hoofd. Jaïrus slaat ernaar, maar hij komt steeds terug. Thuisgekomen wacht hem het slechte nieuws.

 

Het gaat niet goed met Bat. De koorts wil maar niet zakken. Haar keel is rood opgezet. Jaírus wijkt niet van haar zijde. Samen met zijn vrouw verzorgt hij haar, zelfs in de nacht. Haar krullen plakken tegen haar lieve gezichtje. De olielamp flikkert in de wind die door het open raam naar binnen komt.

‘Je hebt niet te vrezen voor de verschrikking van de nacht,…’ citeert Jaïrus psalm 91, de lievelingspsalm van Bat. Hij heeft zijn taliet omgedaan. Als Jezus er nu maar was, dan zou hij naar hem toegaan. Maar Jezus is weggevaren. Hopelijk komt hij vanmiddag terug.

Het meisje beweegt en slaat haar ogen op, alsof de psalm haar helderder doet denken.

‘Pappa,‘ fluistert ze met gebarsten lippen, ‘de oude… taliet… Ik… wil hem om, pappa.’

Jaïrus begrijpt meteen wat ze bedoelt. Hij kent haar geheimpje wel… Bat wil in haar ellende bij God schuilen. Op zijn tenen sluipt hij weg om in de synagoge de oude taliet te halen.

 

Als het scheepje van Petrus de volgende middag aanlegt staan er honderden mensen op Jezus te wachten. Nieuwsgierigen, zieken, oude en jonge mensen, mannen en vrouwen. Men vertelt elkaar opgewonden wat er gisteren gebeurd is in het land van de Gadarenen. Een bezeten man, die iedereen kent, is volkomen genezen door Jezus. Iedereen verdringt zich om het laatste nieuws te horen.

Jaïrus kan er bijna niet doorkomen.

‘Pardon, mag ik even langs.’ vraagt hij telkens weer.

‘Zijn dochtertje is ziek,’ fluisteren de mensen.’ Iedereen kent hem en is met hem begaan.

Bij Jezus gekomen valt hij voor hem neer.

‘Heer, ga alstublieft mee naar mijn huis, mijn dochtertje is ziek.’

Jezus knikt, richt hem op en loopt met hem mee. Maar het gaat zo langzaam. Voetje voor voetje schuifelen ze voort. Zo kan het nog wel een uur duren.

Tot overmaat van ramp, (voor Jaïrus dan) wordt de Heer ook nog opgehouden door een vrouw, die na twaalf jaar ziek te zijn geweest, nu op slag genezen werd door het aanraken van Jezus taliet. Het hoe en wat gaat een beetje aan Jaïrus voorbij. Hij stikt haast van de spanning. Elke minuut telt. Ze komen beslist te laat.

‘Jaïrus, …’ Iemand tikt hem op de schouders. Het is één van zijn medewerkers met een droeve mededeling. ‘Ik kom je roepen namens je vrouw. Je dochter is net overleden. Val de meester maar niet verder lastig.’

Alle grond zakt onder Jaïrus’ voeten weg.

‘Jezus!!’ schreeuwt hij, ‘Help ons.’

Jezus hoort het en zegt: ‘Wees niet bang. Geloof alleen. Ze zal behouden worden.’

Dan gaat ineens alles heel snel.

 

De buren bij de ingang van Jaïrus’ huis huilen en weeklagen over het overlijden van Bat. Als ze zien dat Jezus bij hem is willen ze ook naar binnen, maar Jezus wijst alleen Petrus, Johannes en Jakobus aan. De kamer is vol klaagvrouwen met blote armen en losse haren, die zo hard kunnen huilen, dat horen en zien je vergaat. Ze slaan zich op de borst en trekken zelfs haren uit hun hoofd.

‘Stop daarmee!’ zegt Jezus geïrriteerd. Hij zet hen gewoon de deur uit. ‘Het meisje is niet dood. Ze slaapt.’

De klaagvrouwen lachen Jezus uit omdat ze wel beter weten. Lawaaierig verlaten ze het huis. Hun scherpe ruziestemmen zijn nog lang te horen.

Eindelijk is het stil.

Jezus kijkt naar het dode meisje, gewikkeld in de taliet. Twaalf jaar is ze, veel te jong om te sterven. Ze ligt erbij als een mooie pop.

Dan pakt Jezus haar koude hand en roept: ‘Talita koem,’ dat wil zeggen: ‘Meisje in de taliet, opstaan!’

Onmiddellijk slaat Bat haar ogen op. Haar geest keert terug in haar lichaam tot stomme verbazing van haar ouders en de discipelen.

‘Mamma, pappa!’ zegt ze, overeind krabbelend. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Geef haar maar wat te eten,’ lacht Jezus. Moeder botst tegen vader op in haar haast om wat te eten te halen…

Het onvoorstelbare is gebeurd. Bat die dood was, leeft weer! Jezus is werkelijk overwinnaar over de dood.

‘Nog één ding,’ zegt hij tegen Jaïrus, ‘Spreek met niemand over wat er hier gebeurd is.’

Wat een moeilijke opdracht. Wie zou dat kunnen opbrengen? Je zou het van de daken willen schreeuwen: ‘Mijn dochter was dood, maar ze leeft weer!’

Maar Bat zelf is al een getuigenis. Overal waar ze komt noemen de mensen haar voortaan Talita, het meisje in de gebedsdoek.

Download PDF