Bijbelverhalen

OT. 42 – EEN GEDENKWAARDIGE OVERTOCHT

Soms hoor je oudere mensen wel eens vertellen over grote dingen die God voor hen gedaan heeft. Je hoort van gebedsverhoringen en uitreddingen en dan denk je bij jezelf: Zou God dat nu nog doen, of was dat alleen maar voor vroeger?

Of het gaat door je heen: ’t Zal wel flink overdreven zijn, want ik maak zoiets nooit mee.

Nou, dat dachten de kinderen van de Israëlieten ook, als de verhalen hoorden van vroeger, over dat hun opa’s en oma’s droogvoets door de Rode Zee waren gegaan. Ja, het zal wel, hoor! Vroeger was alles beter.

Maar op een dag…. maakten ze zelf zoiets mee. Wat een onvergetelijke belevenis.

 

Na de dood van Mozes trok Jozua aan het hoofd van het volk verder naar het Beloofde Land.

Op een dag zei de Here God tegen hem: ‘Jozua,  nu mijn dienaar Mozes is gestorven, moet jij je gereedmaken om met heel dit volk de Jordaan over te trekken. Ga naar het land dat ik jullie zal geven. Elk stuk grond dat jullie zullen betreden geef ik jullie, zoals ik Mozes heb beloofd.’

Het leek wel of God aan Jozua de landkaart voorlegde. In gedachte volgde Jozua Gods vinger van zuid naar noord en van west naar oost. ‘Van de woestijn en de Libanon tot de Eufraatrivier en van de zee tot de Jordaan. Zie je wel? Dat hele land zal voor jullie zijn, maar je moet het wel innemen.’

Er vlogen allerlei gedachten door Jozua’s hoofd. Zou hij het wel aankunnen? Hij voelde zich niet zo wijs en verstandig als Mozes. Het was een hele verantwoordelijkheid!

Maar, de Here was zijn coach. Hij sprak hem moed in met de woorden: ‘Zolang je leeft zal niemand tegen je kunnen standhouden. Zoals ik Mozes heb bijgestaan zal ik jou bijstaan. Houd mijn wet in gedachten, dag en nacht. Daarin schuilt je kracht. Ik zal je niet verlaten. Vooruit, zet hem op, Jozua!’

Jozua slikte zijn angst weg, rechtte zijn knikkende knieën en nam in geloof de volgende stappen.

 

Voordat de hele operatie in gang gezet werd moesten twee spionnen de stad Jericho verkennen die aan de overkant van de Jordaan lag. Ze kwamen met de boodschap terug, dat de inwoners van het land doodsbang voor Israël waren. Nou, dat was in ieder geval al gunstig.

Toen riep Jozua uit elke stam een potige kerel op, twaalf bodybuilders dus, die vijftig tot honderd kilo konden dragen. Je was natuurlijk beretrots als jouw vader of broer daarbij was.

‘Hé, Jakob, leg je halters neer. Bij Jozua komen!’

Ook de priesters werden opgeroepen voor een briefing. Ze zouden een belangrijke rol spelen bij Operatie Intocht’… Ze gingen zich vlug omkleden. Waren hun kleren schoon en gladgestreken?

Wat een drukte.

De kinderen keken hun ogen uit, vooral toen… de heilige Ark te voorschijn werd gehaald uit de tabernakel, de tent van God.

‘St! Kijk, de ark! Zie je die twee engelen bovenop? En het deksel? Dat heet het verzoendeksel.’

‘Ja, dat weet ik ook wel, suffie.’

‘O ja? Maar jij weet niet wat er in zit… Ik wel.’

‘Nou? Wat dan?’

‘De twee stenen tabletten met de wet van God!’…

‘Kinderen,’ werd er geroepen, ‘opschieten. Pak je spullen in, we moeten over een uurtje vertrekken!’

Maar hoe konden ze nou naar het Beloofde Land vertrekken? De Jordaan was ver buiten zijn oevers getreden door de grote regenval van de laatste weken. Moesten ze soms gaan zwemmen?

 

Het werd een onvergetelijke en plechtige tocht. Voorop liepen de priesters met de ark. Toen zij met hun voeten het water aanraakten gebeurde er iets heel bijzonders. Het water week terug. Het bleef gewoon staan als een dam.

‘Ooohhhh! Kijk nou toch eens!!!!’ klonk het uit duizenden kelen.

Midden in de rivier bleven de priesters staan en een eindeloos lange rij van Israëlieten liep eerbiedig en ook wel een beetje bang voor die muur van water, langs hen. Droogvoets kwamen ze allemaal aan de overkant.

En die sterke mannen, die opgeroepen waren? Wat moesten zij dan doen? Kinderen dragen of bagage? Nee hoor! Ze moesten midden uit de rivierbedding een grote steen oppakken en naar de overkant dragen.

Met veel vertoon van spierbundels maakten ze er een spelletje van om de zwaarste steen mee te nemen. De toeschouwers klapten voor hen. ’t Was een prachtige vertoning. Die stenen wilde Jozua later gebruiken om er een gedenkteken van te maken, zodat de kinderen van hun kinderen zouden zien waar ze door de Jordaan getrokken waren.

Jozua zelf maakte van twaalf stenen een gedenkteken in de rivier. Het zou gedeeltelijk onder water staan en gedeeltelijk erbovenuit steken als het water terugvloeide.

Het hele volk, mannen, vrouwen en kinderen stond te kijken toen Jozua arriveerde. De laatste priester zette ook voet aan wal, en toen… stortte met machtig gebruis de watermuur weer in. De rivier de Jordaan stroomde weer alsof er niets gebeurd was.

‘Hoera voor onze nieuwe leider: JOZUA!!’ riepen de mensen.

Jozua glimlachte en zei: ‘Dank God, hij is bij machte oneindig veel meer te doen dan wij kunnen bidden of bedenken. Alle volken van de aarde moeten weten, hoe machtig hij is!’

                  

Download PDF