Bijbelverhalen

Uit de duisternis

In een bepaalde kampweek was er op een middag een mimespeler, die zo vreselijk goed was, dat ik
zelf alleen al om de schoonheid van het menselijk lichaam en om de inhoud geraakt werd. Voor het
eerst vond ik het jammer al zo oud te zijn. Ik kreeg nog meer ideeën over hoe het evangelie aan
kinderen over te dragen.
De dag ervoor had ik gebeden voor een wanhopig meisje, van gescheiden ouders, die gedwongen
werd naar haar vader te gaan. De rechter had het zo besloten. Die vader echter sloeg haar en liet
haar op glas knielen. Hij wilde geen meisje, ze had een jongen moeten zijn. En dus probeerde ze om
toch maar zijn liefde te winnen door zich als jongen te kleden. Dat was haar goed gelukt. Ik dacht
inderdaad zelf ook, dat ze een jongen was.
Met dit voorval nog in mijn achterhoofd. (O God, ik moet dit grote verdriet bij U kwijt, want het is te
zwaar voor mij!), keek ik naar de mimespeler, die iets uitbeeldde over kinderen die lijden onder
echtscheiding.
Nu moet je weten, dat vijf van de zeven kleinkinderen, die op dit kamp rondliepen, hiermee te maken
hadden. En zelfs de kleinzoon die uit een compleet gezin kwam, liep hevig overstuur naar me toe.
‘Huil niet, Bennie,’ zei ik, ‘jij hebt er toch geen last van?’
‘Maar ik huil om de andere kinderen,’ snikte hij.
En daar liep hij met zijn armen troostend om zijn nichtje geslagen.
Ik kon mijn tranen niet bedwingen. Ik dacht dat ik alles had verwerkt, maar nee…
‘Stop!’ zei ik tegen mezelf, ‘zo meteen moet je voor de kinderen bidden, die naar voren komen en je
kunt geen woord uitbrengen.’
Ik beet op mijn lip. Het hielp niet.
Zo’n dertig kinderen kwamen naar voren en we namen ze mee naar de gebedsruimte. Wat moest ik
doen? Gelukkig was er fijn teamlid, die het van me overnam en ze begon te bidden. Haar woorden
kabbelden langs me als een troostend beekje. Ineens dreef er een woord langs: … regenboog… Ik
greep het vast als een drenkeling een plank.
Regenboog?… Daar kun je wat mee…
Ik keek rond en zag op een meter afstand in een achtergebleven kartonnen doos een stokje met een
opgerold lint in regenboogkleuren! De hele kamer was verder leeg, want het was de laatste dienst.
Wat een wonder!
‘Stop maar,’ riep ik opgewonden. ‘Ik weet het.’
Corina, met haar mooie, vriendelijke ogen werd niet eens boos, dat ik haar gebed onderbrak. ‘Houd jij
de andere kant van dit lint vast, Corina…’
‘Kinderen, we zitten nu zogenaamd in de ark en daar is het donker, maar God opent een deur naar
een nieuw begin. Kom, deze stoelen zijn de loopplank en één voor één mogen we naar buiten komen.’
Zo kwamen ze uit de duisternis in het licht. Dertig keer klonk het, soms fluisterend, soms hard: ‘Ik ga
uit de duisternis in het licht!’
Gebed: Lieve Jezus, vaak zijn we zo dom om te denken, dat een kind door U aangeraakt is als het
huilt. Maar de kunst is om ze te leren troost te vinden bij U! Eigenlijk zijn kinderen daarin de
ervaringsdeskundigen en niet wij. Amen

Download PDF