Bijbelverhalen

Op hun niveau

Pasgeleden was ik op een gezellig kinderkamp. Omdat ik niet meer de jongste ben, werd ik bevorderd
tot kampmoeder. Wat kun je toch een hoop doen, ook al loop je niet meer mee met de kampioenen.
Een van de taken van de kampmoeder was de gebedstent runnen, een soort zaaltje, knuffelig
aangekleed met kussens, kleden en kralengordijnen en allerlei kleine reminders, zoals tekstjes en
stikkertjes. Ook was er mooie aanbiddingsmuziek. De hele dag door, buiten het programma, liepen
kinderen in en uit voor een gebed. We moesten ze soms gewoon in de wacht zetten, om de rust erin
te houden. Ik maakte geweldige dingen mee en raad iedereen aan om ook een gebedskamertje te
maken als het kan.
Op een bepaald moment werd Johan van 9 binnengebracht, kapot van heimwee. Hij zakte op de
grond als een pudding en riep: ‘Ik wil naar mamma. Ik wil naar mamma…’
Wat moest ik doen? Hoe kon ik Johan bereiken? Ik wist niks van hem af. Dus stemde ik af op Gods
frequentie.
‘Je moet bij hem beginnen, als je een brug wil slaan.’ zei de Heer.
Ik ging dus naast hem zitten en begon ook te huilen. Bijna meteen reageerde hij, want een juf die
huilde…
‘Ik wil naar huis,’ zei hij.
‘Tuurlijk. Groot gelijk,’ echode ik. ‘Er is hier niks aan. Thuis is het veel leuker. Weet je wat? We gaan
het op een briefje schrijven, dan kan iedereen het lezen.’
Toen het ijs eenmaal gebroken was, schreef hij alles op in kinderlijk, maar goed leesbaar handschrift:
‘Er is hier niks aan. Ik wil naar mamma en pappa. Het kamp is niet leuk…’
‘Is er hier misschien één ding wel leuk, Johan?’ vroeg ik.
‘Ja, de blackbox!’ (Dat was een soort doolhof in een verduisterde aanhangwagen.)
‘Schrijf op: De blackbox is wel leuk.’
Johan moest zijn handtekening en zijn vingerafdruk onder het document zetten.
Alle verdriet was nu in kaart gebracht. Maar welke stap moest nu gezet worden om hem uit zijn
heimwee te trekken?
‘Zou je het nog tot morgen twaalf uur vol kunnen houden?’ probeerde ik.
‘… Maar dan moeten mijn vader en moeder er wel meteen zijn… en zeg het tegen Karin (de
hoofdleidster) ‘
Met enige argwaan schreef hij op het blaadje: ‘Tot morgen twaalf uur houd ik het vol. En zeg het tegen
Karin.’
‘We bekijken het morgen nog opnieuw, wie weet kun je het na twaalf uur nog een uurtje langer
volhouden…’
Maar dat idee werd meteen verworpen. Twaalf uur moesten zijn ouders er zijn en dan ging hij gelijk
naar huis…
‘Nou ja, wie dan leeft, wie dan zorgt,’ dacht ik. Maar dat was niet erg ethisch.
We vroegen Jezus samen om kracht om het vol te houden en Johan ging weer naar zijn groep toe,
enigszins getroost.
De volgende dag werd ik met een bezwaard hart wakker. Had ik verwachtingen gewekt, die we niet
waar konden maken? Ik wist dat zijn ouders er niet om twaalf uur zouden zijn. Tijdens de bidstond met
de leiding bad ik: ‘Heer, dank U dat ik Uw oplossing mag zien, want ik weet het verder niet.’
Toen we in de kindergebedsruimte kwamen, wachtte hij me al op, stralend! Hij had een kaart
geschreven om te bedanken.
‘Jij hebt met me gebid, hè?’ riep hij vrolijk. ”Het is helemaal over!’
Gebed: Jezus, U sloeg ook een brug naar ons en begon bij ons, anders konden we U niet volgen.
Leer me een kind te benaderen op hun niveau en niet vanuit de hoogte met een opgeheven vingertje,
alsof wij het altijd zo goed weten. Amen.

Download PDF