We zijn allemaal kneusjes, gedeukt en geknakt,
acterend als reusjes, converseren bekakt.
We hebben allemaal plekjes vol pijn en verdriet,
maar strekken de nekjes met charme en chique.
De een heeft een trauma, de ander een tic.
De stille gebruikt pillen, de kleine doet komiek.
We botsen op elkander als ijzer op steen,
met stompende handen en trappend been.
Maar wat een genade dat Jezus ons kent.
Hij weet wat ons drijft, welk monster ons ment.
Voor Hem geen geheimen maskerade of fake,
als Hij met zijn woord alle rigor verbreekt.
Dan lachen de engelen, het schatert en schalt,
omdat zulk nieuw leven de Vader bevalt.