Ik ken een tafelkleedje zo fijn als poppenhaar.
En wie het kleedje maakte is een echte kunstenaar.
Dat kleedje vangt het eten voor wie het heeft gemaakt.
En als het kleedje stuk is dan heeft het goed gesmaakt!
Opl. Een spinnenweb.
Ik ken een heel klein diertje, dat tafelkleedjes weeft.
’t Brengt uit een piepklein kliertje een draadje voort, dat
kleeft.
Maar nu wil ik graag weten: Wie het weet die zegt het
maar …
Wie maakte toch dat kleedje en wie die kunstenaar?
Opl.: Een spin en God.