Bijbelverhalen

28.Pesten

‘Ferry de Perrie, Ferry de Perrie!’

’t Is weer het oude liedje. Ferry, een jongen uit de vijfde klas wordt gepest. Altijd moeten ze hem hebben. Zelfs kleine kinderen lopen treiterend achter hem aan. Ferrie weet zelf ook niet waarom. Komt het door zijn achternaam? Luyendijk heet hij. Dat is toch niet zo gek? Of ligt het aan zijn schuwe manier van kijken? Zou het aan zijn kleren liggen? Wie het weet mag het zeggen. Soms, heel soms wordt Ferry heel boos. Dan slaat hij die treiterkoppen zomaar op hun gezicht. Dan balt hij zijn vuisten als een bokser en timmert ze blindelings waar hij maar raken kan. Zo ook vandaag. Als Shirley vlak bij school komt, ziet ze al een oploopje en ze hoort het treiterige: ‘Ferrie de Perrie!’ Als twee kemphanen staan Sjors uit de achtste en Ferry tegenover elkaar, een ongelijke strijd, zo’n grote knul en zo’n kleintje. De andere kinderen zijn allemaal op de hand van Sjors, die vernederend grijnzend op zijn tegenstander neerziet. Het bloed vliegt Shirley naar het hoofd. Dat onrecht. Ze kan het niet uitstaan.

‘Blijf van Ferry af.’ gilt ze. ‘Durref je wel, grote lummel?’

Verontwaardigd trekt ze Ferrie mee, weg uit de kring. En niemand durft meer iets te doen.

Na schooltijd staat opa de kinderen op te wachten. Willen ze wel meehelpen briefjes rond te brengen? Het is voor de bazaar van het bejaardentehuis. Moeder weet ervan.

‘Mag Ferry ook?’ vraagt Shirley. Ze wil hem toch niet alleen laten. Opa vindt het prima, dus hollen ze eerst even naar Ferry’s huis om toestemming. ’t Is best leuk werk dat briefjes rondbrengen. Ze rennen van deur tot deur. Opa hoeft zelf niks te doen. Stefan kijkt hoe de mensen heten. Soms zitten er gekke namen tussen. Naaktgeboren. Dat is gek. Stel je voor dat je heette ‘Met kleren aan geboren…’ Scheele heet iemand anders. Dat is een Zeeuwse naam, weet opa. En wat te denken van J. Klaasen. Zou dat soms Jan van de poppenkast zijn? Het laatste briefje duwt Shirley in de deur bij de familie Niemandsverdriet.

‘Allemansverdriet.’ fantaseert Shirley. ‘Nou, zo moesten ze die Sjors uit de achtste ook maar noemen.’

Opa vraagt nieuwsgierig of ze hem dadelijk thuis niet eens iets meer willen vertellen over die Sjors. Onder het genot van een krentenbol met, krijgt hij het hele verhaal te horen.

‘Gewoon niet op reageren, Ferry.’ raadt hij aan. ‘Zoveel te gauwer gaat het over. Je hebt tenslotte een mooie achternaam als je dat vergelijkt met al die vreemde namen die we vanmiddag hebben gezien. En dan hebben we het nog niet eens over al die buitenlandse namen. Wat betekent Ferry de Perrie nou helemaal?’

‘Zullen we u Opie de Popie noemen?’ vraagt Stefan lachend. Dan gaan ze nog een poosje door met alle namen die ze kennen te veranderen. Shirley de Pirley, Stefan de Pefan, Sjorsie de Porsie… Opa maakt er een eind aan door Ferry te vragen zijn handtekening in het dagboek te schrijven. En dat doet Ferry maar al te graag. Met zwierige letters en een blik van verstandhouding naar opa Krentenbol schrijft hij: Ferry Luyendijk.

Vraag 1: Wat doe je als anderen je plagen?

Vraag 2: Wat zou je voelen als je hierom niet naar school durfde?

Download PDF