We zullen het maar gelijk vertellen: Henkie stottert. Dat is niks erg, alleen lastig. Hij
heeft vooral moeite met woorden die met een k beginnen.
Maar Henkie, die al acht jaar is, blonde haren en grappig lachende ogen heeft, is slim.
Hij zegt gewoon een ander woord. Daar wordt soms hartelijk om gelachen, dat begrijp
je. Dan haalt hij maar eens zijn schouders op en zegt laconiek: ‘Laat gaan, eet een
banaan.’
Nu is Henkie verhuisd van Krommenie naar de grote stad Rotterdam. En ja, dan moet
hij natuurlijk wel van school veranderen. Had moeder er nou maar erg in gehad om
tegen de nieuwe meester te zeggen, dat Henkie stottert, dan was al die narigheid niet
gebeurd. Het begint al meteen als de directeur hem in zijn nieuwe klas komt brengen.
De meester vraagt: ‘Waar kom je vandaan, Henkie?’
O, wat een nare vraag. Henkie krijgt het benauwd. ‘Uit KKK… Alkmaar, meneer,’ zegt hij
dan maar.
De directeur kijkt vreemd op.
‘Je komt toch uit Krommenie?’ vraagt hij verwonderd. Henkie knikt, blij dat een ander
die moeilijke naam uitspreekt. En dan later op de ochtend, als hij een beurt krijgt bij de
leesles. Telkens als er een woord met een k vooraan staat verzint hij een ander woord.
Natuurlijk moet de klas hard lachen als Henkie leest: ‘De kk… vlinder sprong in de
sloot.’ en ‘Het kkk… paard in de wei loeide hard.’
De meester denkt dat Henkie de feestneus uit wil hangen en geeft hem keer op keer
een standje. Daardoor gaan de andere kinderen hem plagen. Op het speelplein roepen
ze: ‘Hé, Kkkk… Kruiffie, pak die bal eens aan.’
Voetballen kan Henkie als de beste en hij geeft die leren knetter dan ook een loeierd! O
wee! De bal komt in de emmer van de glazenwasser terecht, die net de ramen van de
school aan het wassen is. Het water spat alle kanten uit en Priscilla, het sufste kind uit
de klas, loopt huilend en snikkend naar de meester. Meester denkt: ‘Ook dat nog. Die
nieuwe jongen is wel een lastpak, zeg!’
Die avond heeft Henkie gebeden, alles aan de Heer Jezus verteld. Hij heeft gevraagd
om een leuke vriend of vriendin. Zou de Heer wel naar zo’n stotterende jongen
luisteren?
Na een paar dagen ontdekt Henkie dat er een meisje in de klas is dat steeds naar hem
lacht en tegen hem praat. Ze heet Jaqueline en heeft donkere krullen. Zij heeft het ook
niet gemakkelijk in de klas, want ze heeft wratten. Niemand wil haar een hand geven.
Ze denken immers dat het besmettelijk is. Henkie vindt haar hartstikke aardig en hij
vertelt haar dan ook fluisterend zijn geheim.
‘Hé, je kriebelt in m’n oor,’ lacht ze.
‘Dat kkk … komt door die kkk. Die kkk… kan ik niet uitspreken.’
‘Moet je gewoon tegen de meester zeggen!’ raadt Jaqueline.
‘Dat durf ik niet, joh! Hij is nog steeds kkk…. boos vanwege die bal.’
Jaqueline weet ook geen oplossing.
Na schooltijd komt ze bij hem thuis kijken. Het is er nog een rommel door de verhuizing.
De meeste dingen staan nog in koffers en dozen. In Henkie’s kamertje is het helemaal
een bende. Deze week zal vader gaan behangen, zodat Henkie er met de feestdagen
nog leuk bij zit. Hij heeft zelfs een klein kerstboompje voor op z’n eigen kamertje. Dat
staat nu nog op het balkon. Nu Jaqueline met hem meegegaan is, is zij echt helemaal
een vriendin van Henkie geworden.
Het wordt er niet beter op in de klas. Als Henkie op een middag naar buiten zit te kijken
naar de sneeuwvlokjes, die zachtjes naar beneden dwarrelen, klinkt de stem van de
meester: ‘Henkie, wat doe je?’
‘Ik zit te kk…. loeren, meester.’
‘Nou is het genoeg.’ schreeuwt meester boos. ‘Altijd maar clowntje spelen… Jij moet
maar eens een poosje nablijven.’
‘Ik kkk…’ begint Henkie. Hij wil vertellen dat hij er echt niks aan kan doen, maar als hij
het boze gezicht van de meester ziet, zwijgt hij maar.
Een kwartier is lang als je alleen met de meester in de klas zit. Zou hij het zeggen, van
dat stotteren? Hij durft niet.
Thuisgekomen wil hij z’n hart luchten bij moeder, maar die is er niet. Tante Jet wel.
‘Hallo, Henkie,’ zegt ze, ‘Ben je daar? Mamma is er niet. Pappa heeft namelijk een slip
gemaakt met de auto en nou is hij met een gebroken been naar het ziekenhuis
gebracht.’
Henkie schrikt. Maar tante Jet stelt hem gerust. Het is niet ernstig en pappa zal gauw
weer thuiskomen, in het gips, dat wel. Bedroefd zoekt Henkie zijn kamertje op. Het
wordt dit jaar echt een vervelende kerst. Pappa een gebroken been, de meester
begrijpt hem niet, de kinderen plagen hem en wie moet er nu zijn kamertje behangen?
Met een plof laat hij zich op z’n bed vallen. Er drupt een traan op zijn hand. Hij veegt
hem af aan zijn broek.
Een uurtje later slentert Henkie over straat. Tante Jet, die merkte dat hij maar alleen op
z’n kamertje zat, stuurde hem naar buiten om met zijn vriendjes te gaan spelen, maar er
is geen vriendje te bekennen. Nu loopt hij maar wat rond. Moet je zien. Overal is het
gezellig. In alle huizen branden de lampjes. Alleen bij hem thuis niet…
In de keuken van het verpleegtehuis is het een drukte van belang. Koks met witte
mutsen op, scheppen uit heel grote pannen het eten in metalen schalen. Er is ook een
juffrouw, die een naamkaartje bij elk pannetje legt, een dekseltje sluit en op een lange
lijst kijkt. Henkie blijft even staan kijken. Sjonge, wat een drukte. Stiekem slipt hij door
de deur en vraagt aan een langslopende kok of hij even naar binnen mag.
‘Mij best,’ zegt de kok toegeeflijk. ‘Als je niemand voor de voeten loopt.’
Zo staat hij even later in de warme keuken.
Kijk daar staat een grote pan met kippenpootjes en daar doet een kok met een grote
lepel kerriesaus over de rijst. Op de gang staan allemaal karretjes, waarop ze het eten
neerzetten. Die gaan dan met de lift naar boven, naar de oude mensen natuurlijk.
Henkie schuift wat dichter naar de deur… Zie je wel. Er staan een paar dames. Een is
er bij met lang donker haar en leuke vrolijke ogen. Henkie denkt vlug na. Dan zegt hij
met zijn allerliefste stemmetje: ‘Zuster mag ik het kkk… wagentje rijden?’
De dame lacht. Daardoor krijgt ze twee kuiltjes in haar wang, wat haar aardig staat.
‘Dat mag eigenlijk niet,’ zegt ze. ‘Als de afdelingschef het ziet… Ach, vooruit dan maar.
Die is toch even weg. Hier houd het handvat maar beet..’
Henkie vindt het prachtig. Ze gaan met de lift naar de vijfde verdieping. Rita, zo heet de
dame, rijdt langs elk kamertje. Overal woont iemand. De oude mensen zitten bij de
tafeltjes of liggen op bed.
‘Dit is voor mevrouw Van der Linden,’ zegt Rita. Henkie mag het metalen schaaltje en
een sappige peer binnenbrengen.
‘Geen oma zeggen, hoor!’ zegt Rita. ‘Sommige oude mensen willen geen opa of oma
genoemd worden. Zeg maar gewoon mevrouw.’
Het dametje lacht naar Henkie.
‘Wie ben jij?’ vraagt ze. ‘Je lijkt precies op m’n kleinzoon. Die komt wel eens, maar niet
zo vaak.’
Henkie vindt dat zielig voor haar.
Op een ander kamertje krijgt Henkie een kleverig pepermuntje. De oude dame is ook
blij om een jongen te zien. Er is ook een vrouw die in bed ligt, heel bleek met haar
mond open en haar ogen dicht. Net wil Henkie weer de gang oplopen als er een
brommerige oude man aankomt met een stok.
‘Eten we al weer rijst?’ moppert hij, ‘Jullie weten toch dat ik niet van kip houd. En de wc
lekt ook al weer.’
Zuster Rita is er aan gewend, dat sommige ouderen mopperen. Ze blijft vriendelijk
praten en de man schuift zijn kamertje weer in.
‘Veel mensen zijn eenzaam, Henkie,’ zegt Rita. ‘Weet je wat? Jij kan oma Pleuntje
helpen met eten. Zij kan haar handen niet goed gebruiken.’
Henkie zit bij oma Pleuntje aan tafel. Die mag je wel zo noemen. Dat wil ze zelf graag.
Het schaaltje met eten maakt hij open.
De damp stijgt omhoog.
‘Eerst bidden, hè?’ vraagt hij. Zo doen ze thuis ook immers.
‘Ja, eerst bidden,’ zegt oma Pleuntje. ‘Je hebt gelijk, kind…’
Henkie bidt hardop: ‘Lieve Here Jezus, danku voor dit eten en wilt u oma Pleuntje
zegenen, amen.’
‘Nou zal het eten lekker smaken…’ lacht oma Pleuntje.
Henkie neemt steeds een hap, niet te groot, en stopt die in haar mond.
‘Mmm, heerlijk,’ zegt ze. ‘Lieve jongen, lieve jongen.’
Dan is er ineens die harde stem over de gang. Het is vast het afdelingshoofd.
‘Zuster Rita, direct op mijn kamertje komen.’
Even later komt zuster Rita hem halen.
‘Je moet nu echt weg, Henkie, anders komen er moeilijkheden van. Kom oma Pleuntje
nog maar eens opzoeken, maar niet onder etenstijd, hoor!’
‘Graag zuster, en nog een gelukkig kkk…. paasfeest.’
Zuster Rita schiet in de lach.
‘Kerstfeest bedoel je zeker?’
‘Ja, maar ik kan de k niet zeggen, snapt u?’
Nu schatert ze het helemaal uit.
‘Die is goed, joh! Jij bent een grappenmaker. Waarom zeg je het dan niet op z’n Duits:
Froehliche Weinachten…’
Henkie is blij. Dat kan hij wel zeggen.
‘Vrolijke waainachten!’ roept hij voordat hij in de lift stapt.
Er hangt een vreemde jas aan de kapstok thuis. Of toch niet?
O, wacht eens. Het is de jas van de meester. Wat zou die komen doen?
Zou hij over hem komen klagen bij z’n ouders?
Is pappa al thuis?
Met veel vragen in zijn hart stapt hij de kamer binnen.
‘Daar is de boef.’ zegt moeder tegen de meester.
Vader zit met een gipsbeen op een keukenstoel. Henkie geeft de meester een hand.
Kijk. Die lacht zowaar.
‘Ik heb alles gehoord, Henkie. Nou begrijp ik waarom je steeds een ander woord zei.’
Moeder glimlacht naar Henkie.
‘Raad eens wie er morgenmiddag jouw kamertje komt behangen?’ vraagt ze.
Henkie zou het niet weten. Vader vast niet.
‘De meester.’
‘De meester?’
Henkie kijkt hem vragend aan. Die knikt en zegt: ‘Ja hoor! Ik heb nog wat goed te
maken. Hoe wil je je behang? Rechtop of op z’n kop.’
‘Rechtop.’ zucht Henkie opgelucht.
Hartstikke aardig van de meester, zeg! En weet je wat zo leuk is? Meester vertelt ook
nog dat ze morgen op school kerststukjes gaan maken.
Henkie denkt gelijk aan oma Pleuntje.
‘Mag ik even Jaqueline bellen, mamma?’
Even later staat hij met de hoorn aan zijn oor. Hij vertelt Jaqueline alles. Van zijn vader
en dat de meester komt behangen en ook van het verpleegtehuis.
‘Zullen we daar ons kkk… bloemstukje gaan brengen?’
Nee, daar wil Jaqueline niet aan. Zij wil het liever zelf houden. Maar ze wil wel met hem
mee.
Als hij de hoorn neerlegt gaat hij gauw pen en papier zoeken. Voor het eten schrijft hij
nog een brief aan zijn eigen oma.
Hij maakt er nog een tekening bij en zet eronder: ‘Vrolijke Waainachten, oma. Van
Henkie.’
Henkie’s Kerstfeest
- Een kerstavond om nooit te vergeten
- Zoon van de vader, zoon van God