Bijbelverhalen

ILL. 015 Veertjes, veertjes, veertjes

Tjip had op school het verhaal van Eva en de slang gehoord.

Toen hij tussen de middag aan tafel zat, zei hij: ‘Mam, ik vind het dom van Eva om van die vrucht te eten. Dat zou ik nooit gedaan hebben, hoor!’

Moeder glimlachte maar.

Na het eten zei ze: ‘Tjip, ik moet straks boodschappen doen, dus ik ben er niet als je weer uit school komt. Je moet je maar even alleen vermaken.’

Ze legde allerlei lekkers voor hem neer en ook een briefje. ‘Tjip, van alles mag je eten, maar blijf van die doos af die op tafel staat. Tot straks, mamma.’

 

Tjip vond het niks erg, dat moeder er niet was. Hij zette zijn favoriete tv-programma aan, at ondertussen een schaaltje chips en dronk een pakje limonade. Toen het programma afgelopen was keek hij eens naar de doos.

‘Wat zou er in zitten? Misschien wel van die grote bonbons. Mmm!’

Even kijken, heel voorzichtig.

Hij tilde het deksel een beetje op en … help!

Er zaten allemaal donsveertjes in. Die wipten er uit.

De wind, die door het openstaande raam naar binnen kwam, blies ze alle kanten uit.

Tjip probeerde ze te vangen en weer in de doos te stoppen, maar er vlogen er steeds meer uit.

Zo vond moeder hem.

Tjip zei beschaamd: ‘Mam, nou ben ik net zo dom geweest als Eva, hè?’

Moeder lachte alleen maar. Ze was echt niet boos, want … Ze had dat doosje daar expres neergezet om Tjip een les te leren.

Download PDF