Bijbelverhalen

NT. 12 PETRUS’ EINDE

‘Boenk! Boenk! Doe open in de naam van de keizer.’

Midden in de nacht klinkt er een groot lawaai in het stille achterafstraatje te Rome. Een troep soldaten bonst op een houten deur. Zou er weer iemand gearresteerd worden? Voorzichtig gluren er wat nieuwsgierige buren naar buiten. Ja, ze komen die oude christen ophalen, die hier sinds een paar maanden woont. Wat moet die keizer toch van zo’n stokoude man?

Petrus, want hij is het, moet op bevel van de officier zijn handen uitstrekken om geboeid te worden. Het flakkerende licht van de fakkel valt over het boze gezicht van de man. Petrus kijkt hem vriendelijk aan. Zacht, maar dringend vraagt hij: ‘Kent u Jezus?’

‘Kop dicht!!’ schreeuwt de officier.

‘Volg mij!’

Petrus moet volgen. Als het te langzaam gaat, voelt hij een scherpe prik van een lans in zijn rug.

Wat zullen ze met hem gaan doen? O, die Romeinen kennen zoveel gemene manieren om christenen te doden. Zal hij sterven? Petrus bidt: ‘Heer, als ik moet sterven, laat het dan tot uw eer zijn…’

‘Heb je mij lief, Simon?’

Hé, waardoor komt die vraag nou ineens in zijn gedachten? Zonder aarzelen antwoordt hij echter: ‘Ja, Here, u weet dat ik u liefheb…’

De soldaten om hem heen verstaan niet wat hij zegt. Ze denken dat die oude man wat in zichzelf loopt te mompelen. Maar Petrus is in gedachten weer terug bij de zee van Galilea. Als in een film ziet hij alles weer gebeuren.

 

Het was een paar weken nadat Jezus was opgestaan uit de dood, op die dag van dat spetterende glinsterende vissenwonder. Ze waren maar weer gaan vissen, Tomas, Natanaël, Jakobus, Johannes, Petrus en nog twee discipelen. Maar na een nacht hard werken hadden ze nog geen spierinkje gevangen. Teleurgesteld en moe roeiden ze in de vroege ochtend weer naar huis, toen ze een man aan de kant hoorden roepen: ‘Gooi je net aan de andere kant uit!’

‘Het is de Heer!’ riep Johannes opgewonden.

‘Jezus? Dan moet ik naar hem toe!’ schreeuwde Petrus. Hij graaide z’n jas van het bankje en… plonsde overboord. De jas kleefde aan zijn benen, zwaar als lood. Wankelend krabbelde Petrus aan de kant en holde naar Jezus. Die begroette hem hartelijk en bracht hem bij een kolenvuurtje, waar hij bibberend op de anderen wachtte.

 

Er glijdt een glimlach over het oude gerimpelde gezicht van Petrus als hij eraan denkt, hoeveel ze die ochtend vingen. Honderddrieënvijftig grote vissen, Niet te geloven gewoon.

Hij blijft even staan om op adem te komen. Gelijk is er weer die duw in zijn rug. ‘Vooruit, christen, opschieten!’

Petrus sukkelt verder, zo goed en kwaad als het gaat.

Die maaltijd erna aan het strand is hij nooit vergeten. Hongerig als beren vielen ze aan op het verse brood en de gebakken vis. Mmmm… Petrus herinnert zich zelfs nog de geur. Hij herinnert zich ook nog heel goed hoe hij steeds naar Jezus keek, bang dat hij weer weg zou gaan, net als de keren ervoor. Hij had willen vragen: ‘Heer, gaat u nu weer door het land trekken en zieken genezen. Gaat nu die nieuwe wereld maken?’

Maar hij durfde niet. Stel je voor dat de Heer zou zeggen: ‘Jazeker, maar jou neem ik niet meer mee. Jij hebt  drie keer geschreeuwd dat je me niet kende.’

Jezus heeft dat vast gemerkt, want na de maaltijd zei Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, hou je van me, meer dan de anderen?’

‘Jjjja, Heer,’ had hij gestotterd, ‘U weet het…’

‘Weid mijn lammetjes!’

Vreemd eigenlijk dat hij niet meteen begreep dat de Heer hem een nieuwe taak gaf. Hij mocht nog al liefst voor de kinderen gaan zorgen. Maar in plaats van blij te worden, werd hij juist verdrietig. Nog eens vroeg Jezus hem: ‘Heb je me echt lief, Simon?’

En zelfs voor de derde keer. Wanhopig dacht Petrus: ‘Zie je wel, Jezus gelooft me niet meer…’

Met zijn handen uitgestrekt in een moedeloos gebaar, riep hij uit: ‘Heer, U weet alle dingen. U weet toch dat ik u liefheb?’

‘Zorg dan voor mijn schapen.’ zei Jezus weer.

Toen pas drong het tot Petrus door wat dat betekende: Jezus had hem vergeven en gaf hem weer een taak!

Een lastige traan drupte op Petrus’ baard maar door zijn tranen heen lachte hij. Gelukkig! Alles was weer goed. En nu, vele jaren later weet de oude gevangen discipel nog precies wat Jezus nog meer zei: ‘Nu kun je nog doen en laten wat je zelf wilt, Simon. Maar als je oud geworden bent, zul je je handen uitstrekken. Ze zullen je boeien en brengen waarheen je niet wilt.’

Hierna stond Jezus op en zei: ‘Volg mij!’

 

‘Hé, ouwe man, hierheen!’ schreeuwt een soldaat.

Met een schok komt Petrus weer tot de werkelijkheid. In het eerste schemerlicht van de ochtend ziet hij de omtrekken van de gevangenis al. Wat Jezus heeft voorspeld is allemaal uitgekomen. Overal heeft Petrus de blijde boodschap mogen vertellen.Petrus, de visser van vis, is echt een visser van mensen geworden. Wat zou hij nog graag even zijn vriend Johannes willen zien, of één van de anderen. Maar nee, deze weg moet hij alleen gaan. Knarsend zwaaien even later de gevangenisdeuren open. Met een glimlach begroet Petrus zijn bewakers. Een paar dagen later is hij bij de Heer.

Petrus had hem lief tot het einde.

Download PDF