Bijbelverhalen

NT. 14 – DE VOORLOPER SNEUVELT, MAAR DE KONING KOMT ERAAN

‘Héhé Opzij! Héhé, ga opzij!!’

Door de nauwe hoofdstraat van Jeruzalem rent een heel vreemde man op blote voeten. Hij heeft een zwart fluwelen jasje aan, met goud en zilver bestikt. Zijn dunne, witte, erg wijde mouwen waaien als vleugels achter hem aan.

‘Hé! Opzij! De koning komt eraan!’ roept hij.

Zo af en toe geeft hij met zijn lange dunne stok een tik tegen de benen van mensen die niet gauw genoeg opzij gaan. Het is de voorloper van Koning Herodes. En rennen dat hij kan. Kijk, daar komt de prachtige koets de hoek al om. Twee wagenbestuurders voorop en twee officieren staande achterop. De rode pluimen op hun helmen deinen op het ritme. Een peloton soldaten te paard volgt, waakzaam, trots neerziend op het gewone volk.

In de koets zit de gehate koning samen met zijn beeldschone vrouw. Voort jaagt de koets door de Bloemenpoort naar het oosten. Herodes haalt opgelucht adem als hij de wind door zijn haren voelt waaien. Heerlijk, die stoffige stinkende stad achter zich laten en een paar dagen vakantie houden in zijn burcht Macherus ten oosten van de Dode Zee. Hij kijkt eens even lachend opzij naar zijn mooie Herodias met haar rode mond en legt vertrouwelijk zijn arm om haar heen.

 

‘Héhé! Stop eens! Hédaar, koning! Stop!’

Wat is dat nou? Er rent een vreemde wilde man op de koets af. Zijn zwarte krulhaar is lang en ongekamd. Hij heeft zulke gekke kleren aan van kamelenbont met een leren riem bijeengehouden. Vlakbij de nu stilstaande koets schreeuwt hij zijn striemende boodschap uit met fonkelende ogen.

‘Zo zegt de Here, Herodes, u hebt gezondigd door de vrouw van uw broer te nemen. U mag haar niet hebben.’

”t Is Johannes de Doper,’ fluistert één van de officieren tegen Herodes.  ‘U weet wel, die profeet.’

‘O, vreselijk!… Wat een engerd! Die vent haat me, Herodes!’ doet Herodias aanstellerig. Ze houdt haar kanten zakdoekje voor de mond en kijkt haar man ontsteld aan. Die is rood aangelopen van woede. Wat denkt die profeet wel? Dat hij de koning de les kan lezen?

‘Grijp hem!’ klinkt het bars en binnen de kortste keren zit Johannes vastgebonden met een doek om z’n mond voorop bij één van de soldaten.

 

Een afgrijselijk stinkhol is de gevangenis onder de burcht Macherus. Je kunt er alleen maar inkomen door een gat in het plafond. In een hoek staan allemaal martelwerktuigen. En de andere gevangenen zijn vies, vies! Bah! Ze gillen en krijsen dag en nacht. Johannes verliest er compleet de moed. Hij, de natuurmens, die zwierf door de woestijn, juist hij zit hier geboeid met ijzeren ketenen. Hij smacht naar een stukje blauwe lucht. En hij gaat piekeren. Is hij eigenlijk wel de voorloper van de Messias? Wanneer zal hier in de gevangenis het grote nieuws weerklinken: HERODES IS GEVALLEN. JEZUS IS NU KONING?

Wat doet Jezus op dit moment? Met hese stem slingert hij zijn vragen omhoog naar zijn discipelen als ze hem eten komen brengen.

‘Vraag Jezus of hij degene is die komen zal, of dat we een ander moeten verwachten.’

In Galilea, waar Jezus en zijn vrienden zijn, is het feest, heel groot feest. Gejuich, gelach, liefde en gezang. De discipelen van Johannes wringen zich door de menigte.

‘Meester, meester…’

Bedeesd stellen ze hun vraag. De omstanders die het horen, houden hun adem in. Ze weten hoe Johannes lijdt. Ze proeven er de wanhoop in.

‘Ga heen,’ zegt Jezus ernstig, ‘Vertel Johannes wat je hier ziet. Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden beter, doven kunnen weer horen en doden worden opgewekt. Alle arme mensen horen Gods blijde nieuws. Als hij met deze gang van zaken akkoord gaat zal hij vrede hebben.’

 

Het is feest in de burcht Macherus. Herodes viert zijn verjaardag met een heel stel vrienden. Het gelal van de halfdronken mannen is door het hele paleis te horen. De trotse Herodias, languit uitgestrekt op haar rustbed hoort het ook. Ze snuift verachtelijk. Mannen! Maar plotseling hoort ze dwars door die feestmuziek heen een doordringende stem vanuit de luchtroosters van de kerker onder de burcht. Ze gaat rechtovereind zitten.

”t Is die Johannes weer!’ sist ze tussen haar tanden door. ‘Hier moet en zal ik een eind aan maken.’

O, ze broedt al lang op een plan om hem uit de weg te ruimen. Herodes is toch nog op die baardman gesteld. Telkens weer laat hij Johannes roepen om naar zijn boodschap te luisteren. Steevast eindigt de Doper met: ‘U mag de vrouw van uw broer niet hebben. Schande is dat. Vreselijke schande.’

Plotseling wordt de deur opengestoten en Herodias’ knappe tienerdochter stormt binnen. Opgewonden danst ze door de kamer, in een schitterend rood, doorschijnend jurkje.

‘O, ma, hoor nou eens! Ik heb net voor pa en de mannen gedanst en nu mag ik kiezen wat ik wil. Pa zei: ‘Al is het de helft van mijn koninkrijk!’

‘Vraag het hoofd van Johannes de Doper!’ valt Herodias ruw in. Haar ogen spuwen vuur. ‘cadeaus krijg je later wel. Die vent is een bedreiging voor onze toekomst.’

Buiten klinkt weer die rauwe schreeuw van Gods profeet.

‘BEKEERT U, BEKEERT U, HERODES!’

Het meisje staat stil en luistert.

 

‘Meester, meester! Johannes is dood. We hebben hem gisteren begraven.’

Met lijkbleke gezichten en donkere kringen onder de ogen komen Johannes’ discipelen het slechte nieuws aan Jezus vertellen. Johannes de Doper is onthoofd. Iedereen is ontsteld door dit onheilsbericht. Ook Jezus.

‘Hij was meer dan een profeet,’ zegt hij ontroerd, ‘Bode, voorloper, dat was hij. Kom, laten we naar een eenzame plek gaan…’

Als het bootje met Jezus wegzeilt gaan er duizenden achteraan.

Ja, Gods Koninkrijk breekt toch door, zelfs een geweldenaar als Herodes kan het niet stoppen.

Download PDF