Bijbelverhalen

NT. 49 – Jezus is elf jaar

Dit verhaal staat niet in de bijbel. Maar het zou zo gebeurd kunnen zijn. In ieder geval wist Jezus op zijn twaalfde dat hij ‘moest zijn in de dingen van zijn Vader.’ Dus hij wist toen dat God zijn echte vader was. Jezus was intelligent en goed onderlegd in de Schriften. Geen enkele Schriftgeleerde of Farizeeër kon hem iets wijsmaken. Die intelligentie had Hij natuurlijk ook in zijn jeugd. Jezus was ook erg sociaal, dat kwam niet ineens. Ook in zijn jeugd was hij een vriend van anderen en als hij twaalf discipelen had, met wie hij alles deelde, dan zal hij ook in zijn jeugd gesteld zijn geweest op vriendjes om zich heen.

Wanneer kwam het omslagpunt? Waarschijnlijk in de tijd dat andere jongens naar de meisjes gingen kijken. Het moet wel erg vreemd geweest zijn in die tijd om vrijgezel te zijn. Dus vanaf die tijd viel hij op door anders te zijn.

 

Het Woord van God, de Tora, werd elke dag belangrijker voor Jezus. Doordat hij op school zes jaar lang elke ochtend een stuk uit zijn hoofd moest leren kreeg hij een grotere woordenschat en werden zijn gedachten gevormd. Jezus kon heel goed leren, dus hij ging zichzelf en anderen vragen stellen. Waarom deed God dit en waarom gebeurde er dat? De verhalen van Jozef in Egypte vond hij erg mooi en ook van Abraham die zelfs zijn zoon wilde offeren als God het vroeg en dat God een ram voor de jongen in de plaats stuurde. Hij dacht nog wel eens terug aan zijn lievelingslam, die door de herder ‘de Gave’ was genoemd. Dat gave lam, dat geofferd was in de tempel…

Soms, in zijn dromen, of tijdens zijn gebeden kreeg hij ineens een helder inzicht in bepaalde zaken van God. Dan werd hij blij wakker met een soort verjaardag gevoel omdat de dingen klopten en een verlangen naar meer opwekten. Hij praatte er veel met zijn broers en zusje over. De mensen om Jezus heen waren ook erg op hem gesteld. Voor zijn ouders was hij een makkelijk kind. Hij deed wat ze zeiden zonder problemen. Dat was wel eens anders met kinderen uit die tijd. Zo af en toe bracht een vader zijn zoon naar de poort omdat de jongen niet wilde luisteren en slechte dingen bleef doen. Dan bemoeide de hele stad zich ermee. Dat was geen lolletje, maar ja, het stond voorgeschreven in de Tora, dus gebeurde het zo.

 

Je zou denken dat een knul die nooit eens slechte dingen doet geen vrienden heeft. Je zou kunnen denken dat Jezus een saaie piet was, maar integendeel, er zwermden altijd veel vrienden om hem heen. Het is ook gewoon niet waar dat etterbakkies leuk zijn en goeie kinderen saai. Nee, hoor! Er werd veel gelachen in de buurt waar Jezus woonde. Grappige dingen, leuke dingen, echte vriendschappen, voor elkaar opkomen, samen huilen samen lachen, je brood delen met wie honger heeft. Zo ging het bij Jezus. Jozef en Maria werden soms staande gehouden door buren en kennissen, die zoiets zeiden als: ‘Zeg, wat hebben jullie een goeie zoon. Je bent wel gezegend met zo’n kind.’ Ze bedankten dan vriendelijk en keken elkaar veelbetekenend aan. Zij kenden immers het geheim van zijn geboorte. Ja, Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en de mensen. Maria bewaarde al die woorden in haar hart.

 

Maar er brak nu een nieuwe tijd aan. Op school leerden ze nu ook de overleveringen, dat waren allerlei voorschriften hoe je volgens de wet van God moest leven. In de Tora stond dat je op sabbat moest rusten en in de overleveringen stond het uitgewerkt. Hoever je een wandeling mocht maken op sabbat en of je je koe wel uit de put mocht halen als hij er op sabbat inviel. Dat je je handen moest wassen als je naar de markt geweest was en hoe je de gebedsbanden om je arm moest binden, enzovoorts. Honderden voorschriften en wetjes.

En er was nog iets dat veranderde… De meisjes gingen meer giechelen als je bij hen in de buurt kwam. Kinderen in die tijd trouwden al heel jong, als ze twaalf of dertien waren. Vast en zeker waren er ook ouders, die een jongen als Jezus wel zagen zitten voor hun dochter. Want een huwelijk werd gearrangeerd door de ouders. Meisjes werden gekocht voor een kameel en een schaap, als je geluk had voor meer. Ging Jozef ook op zoek naar een vrouw voor Jezus?

 

Dat denk ik niet. Jozef en Maria wisten wat voor beloftes er op zijn leven lagen. De dag dat Maria de aartsengel Gabriël had gezien stond haar nog dagelijks helder voor ogen. ‘Jouw zoon zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste genoemd worden … en zijn koningschap zal geen einde nemen.’

En Jozef wist ook heel goed, hoe bijzonder Jezus was. Jezus was niet van hem, maar God was zijn vader.

‘Je moet hem Jezus noemen,’ had een engel in een droom tegen hem gezegd. ‘want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden, precies zoals voorspeld door de profeten.’

Wat een bijna onmogelijke taak voor twee eenvoudige mensen. De zoon van God, hoe kun je die opvoeden?

Als je het hem te vroeg vertelt zou hij dan arrogant worden of een buitenbeentje? Ze konden bij niemand om raad vragen maar deden wat hun hart hen ingaf. En God zelf leidde alles.

 

Op een dag namen Jozef en Maria Jezus mee naar een mooi plekje in de buurt, waar je een prachtig uitzicht had op de omgeving. Jozef streelde de donkere krullebol van de jongen en trok hem tegen zich aan.

‘Jezus, mamma en ik willen graag met jou praten… ‘

Met stijgende verbazing luisterde Jezus naar het verhaal van Jozef en Maria. Het voelde aan als thuiskomen. Een grote blijdschap borrelde in hem op. Hij was de zoon van God! En zijn andere broers en zusje? Hadden zij wel Jozef als vader? Dat moest hij even verwerken, hoor!.

‘Pap, mam, willen jullie mij even alleen laten? Ik… eh… wil met mijn Vader praten!’ zei hij.

Terwijl Jozef en Maria elkaar een eindje verder ontroerd omhelsden, stond Jezus daar, een eenzame jongen op het randje van de afgrond met zijn handen naar de hemel geheven.

‘Vader, ik ben uw kind, wat wilt u dat ik doen zal?’ zei hij blij.

Halleluja. Jezus had de zin van zijn leven ontdekt.

Download PDF