Bijbelverhalen

OT. 58 – GROTE GENADE VOOR ABSALOM

‘Vluchten, vluchten…’ denkt Absalom.

Hij spoort zijn muilezel met zijn knieën aan om harder te lopen. Zo af en toe kijkt hij schichtig achterom. Komen de knechten van zijn vader David soms achter hem aan? Tot nu toe is er nog geen kip te zien. De adrenaline giert door zijn lijf. Met zijn ene hand veegt hij het zweet van zijn gezicht. De andere houdt de teugels losjes vast. Het is warm, zelfs nu het al tegen de avond loopt. Absalom overdenkt wat er is gebeurd.

Amnon, zijn halfbroer, is op zijn bevel doodgeslagen. En daar heeft hij beslist geen spijt van. Het is zijn verdiende loon… moest hij zijn zusje Tamar maar niet verkrachten…

Ja, dat is al weer een paar jaar geleden, maar Tamars kansen op een gelukkig leven zijn daardoor finaal verkeken.

Al die tijd heeft hij op het juiste moment gewacht om wraak te nemen. Allerlei scenario’s zijn door zijn hoofd gegaan. Hij stond er mee op en hij ging ermee naar bed. En vandaag is het er dan van gekomen. Eindelijk gerechtigheid!  Het hele gebeuren staat op z’n netvlies gebrand. Amnon, in een vreemde houding op de grond en al dat bloed, dat rode bloed…

Absalom sluit een moment zijn ogen, maar het beeld verdwijnt niet. Hij klemt zijn kaken op elkaar en probeert te denken aan zijn vluchtplan. Als alles meezit zal hij vanavond al een eind op weg zijn naar Gesur, het thuisland van zijn moeder, waar zijn opa koning is.

 

‘David is er niet meer bij met zijn gedachten,’ zeggen de mensen die elke dag met de koning omgaan. ‘Hij is zo afwezig. Dat komt vast door de dood van zijn oudste zoon Amnon…” Ze schudden meewarig hun hoofd. Het is ook wat als je oudste zoon, de troonopvolger, vermoord wordt.

Maar die mensen slaan de plank mis. Dat David niet veel meer eet en zich opsluit in zijn privé-vertrekken, dat zijn harp ongebruikt in de hoek staat, komt… omdat hij die andere zoon zo erg mist, de zoon die op de vlucht is voor hem.

“Absalom, mijn zoon, mijn zoon!” huilt Davids hart, zijn vaderhart.

Ach, hij weet best dat Absalom een misdaad heeft begaan, maar een vaderhart blijft liefhebben. Je kunt je gevoel niet uitzetten…

Aan de andere kant is hij ook koning, en rechter. Hij moet vonnis vellen. Dat wordt van hem verwacht. De ogen van het hele volk zijn op hem gericht. Als de misdaad van Absalom ongestraft blijft, dan breekt de hel los. Wie houdt zich dan nog aan wetten en regels? En als hij rechtspreekt volgens de wet, de wet van oog om oog en tand om tand, dan moet Absalom voor de moord op zijn broer zelf ook sterven. Dan zal hij twee zoons kwijt zijn, twee prachtige kostbare mannen.

Begrijp je? Dat is het vreselijke dilemma waar koning David mee te maken heeft.

 

Als er iemand is die snapt wat er in David omgaat, dan is het wel Joab, de veldheer. Logisch ook, want Joab trekt al jaren met David op, dag en nacht, in tegenspoed en voorspoed. Hij voelt het probleem feilloos aan.

“David gaat er kapot aan,” denkt Joab, “ik moet er iets op verzinnen. Straks is ook het koningschap nog in gevaar!”

Het kost hem wel een paar slapeloze nachten, maar dan krijgt hij ook een briljant idee. Het moet een toneelstukje worden… Nu nog de juiste mensen opzoeken en dan…

 

“De weduwe Joëlla uit Tekoa!” roept de dorpelwachter luid.

Koning David houdt zitting als rechter in de troonzaal.

Er zijn al veel mensen langsgekomen met aangiftes en strafzaken. En nu is er een vrouw aan de beurt, die problemen heeft met haar familie.

“Help me, koning David!” snikt ze, terwijl ze plat op haar gezicht valt voor de koning, “Help me alstublieft!”

“Wat heb je?” vraagt David wat afstandelijk, terwijl hij een slokje druivensap neemt, dat een bediende hem aanreikt. Hij wordt zo vaak geconfronteerd met neptranen en dramatische verhalen. Maar naarmate de vrouw haar verhaal vertelt voelt David zich er toch door gegrepen.

Het gaat over haar twee zoons. De jongens kregen ruzie en de ene zoon sloeg de andere dood. Nu wil de familie zich op de dader wreken, maar als hij vermoord wordt heeft ze geen zoon meer over. Ze ziet echt geen uitweg meer. Kan de koning haar helpen?

David overlegt even fluisterend met zijn raadsman en knikt dan tevreden. Dit is een bloedwraakkwestie en het antwoord is simpel. Hij staat op en zegt: “Vrouw, zo waar de Here leeft, geen haar van uw zoon zal gekrenkt worden. Ik zal er zelf op toezien.”

Hij gaat weer zitten. Zo, zaak afgehandeld, de volgende zaak…

Maar nee, de vrouw gaat niet weg. Nu pas komt de aap uit de mouw.

“Majesteit, mag ik nog even iets tegen u zeggen, alstublieft?’

Het wordt haar toegestaan.

“U bent zo goed om mijn zoon genade te schenken. Waarom schenkt u uw eigen zoon dan geen vergeving? U staat alom bekend als een man van God. Dan moest u toch weten dat God altijd wegen zoekt om iemand te vergeven?”

Die woorden slaan in als een bom. David  schuifelt ongemakkelijk op zijn troon. Hoe weet die vrouw zo feilloos waar hij mee worstelt?

“Hier zit Joab achter,” flitst het door hem heen. “Dat kan niet anders.”

Hij maakt een kort oogcontact met zijn legeraanvoerder en vriend, maar die trekt een pokerface. Als David het aan de vrouw vraagt valt ze door de mand.

“Vergeef me koning, u bent wel zo wijs als een engel van God. Het is waar.” zegt ze.

Joab, die hierop voorbereid is, treedt naar voren om het toneelstuk tot een goed einde te brengen. Hij buigt zich diep in het stof voor zijn heer en meester…

Om Davids mond speelt een kleine glimlach. Hij is eigenlijk dolblij met deze uitweg.

“Ik willig je verzoek in, Joab,” zegt de koning na enige aarzeling. “Ga Absalom halen, maar hij mag mijn aangezicht niet zien.”

 

En zo zien de mensen van Jericho op een dag Absalom de stad weer binnen rijden in een mooie wagen. Hij is inmiddels getrouwd en zijn vrouw draagt een leuke baby op de arm. Brutaal werpt hij een blik op het raam van de koninklijke vertrekken. Ziet hij daar iets bewegen? Staat vader daar naar hem te kijken vanachter dat dunne gordijn?

“Wacht maar!” denkt Absalom, “dit is nog maar het begin. Ik zal weer totaal eerherstel krijgen. Daar zal ik wel voor zorgen. Mijn tijd komt nog!”

Met een elegant gebaar wuift hij naar de mensenmenigte. Links en rechts… Absalom, de mooie intelligente zoon van David, beseft niet wat genade is. Hij heeft geen spijt van zijn zonde!  Grote genade!

 

Download PDF