Bijbelverhalen

OT. 79 – OP JE POST, JONA

Moet jij ook wel eens iets doen waar je geen zin in hebt? Wat doe je dan? Je piept er tussen uit, hè?

Er was eens een knecht van God, die geen zin had om het werk te doen, dat hem werd opgedragen. Doe je regenpak aan, dan gaan we even bij hem kijken.

Pats!

Een regenvlaag striemt het gezicht van Jona als hij boven komt. Wat een weer. De wind rukt hem bijna het luik uit de handen. Een matroos komt hem te hulp en samen leggen ze het weer op z’n plaats. Wat gaat die wind te keer. En hij had er nota bene doorheen geslapen. ’t Is maar goed dat ze hem wakker hebben gemaakt. Hoor je die spanten kraken? Wat lijkt het nu een klein schip. Toen hij op de kade van Jafo liep, leek het een groot en betrouwbaar houten schip, mooi in evenwicht door de mast die in het midden stond. Maar nu, te midden van het geweld van de golven was het slechts een notendop. Jona klemt zijn vingers om het houten plankenrek dat de reling vormt.

‘Hou je vast!’ schreeuwt de kapitein wel wat overbodig.

Jona knikt. Iemand roept: ‘Roeien!’ en een paar moedige matrozen grijpen de houten roeispanen. Ze rijden op een golf naar beneden. Hoog rijst er een watermuur voor hun ogen. Het lijkt wel of de lucht ook water is. Watermassa’s denderen op hen af. Een kist, waarop met grote letters een adres in Tarsis staat geschreven, begint te schuiven. Hij schuift Jona’s richting uit. Dan voelt hij een hand die hem opzij trekt. Net op tijd. Het is de kapitein, een grote man met een druilsnor en doordringende ogen.

‘Kom mee naar beneden,’ brult hij in Jona’s oor. Gelijktijdig voelen ze zich opgetild. Een eindeloos durend ogenblik zweven ze in de lucht en dan klapt het schip met een akelige dreun weer op de golven terug. De kapitein trekt hem mee, schreeuwt wat tegen de andere schepelingen en dan duiken ze één voor één het ruim in.

Beneden kan niemand blijven staan. Wat niet is vastgesjord schuift van links naar rechts en van achteren naar voren. Het is halfduister. Licht kan er niet gemaakt worden. Jona hoort allerlei vreemde geluiden om zich heen. Gebeden worden gemompeld. Sommigen hebben een beeldje in hun handen of omklemmen een amulet. De kapitein duwt hem een beker met steentjes in de hand. Jona neemt er een.

‘Wie het steentje met de stip heeft, is de schuldige.’ zegt hij.

Iedereen tuurt in het schemerige licht naar het steentje in zijn hand. Ze keren het om en om. Niemand. Niemand??

‘En jij, vreemdeling? Heb jij het?’ vraagt er iemand.

‘Ja, ik…’ antwoordt Jona, maar zijn gedachten zijn er niet bij. Hij vecht een strijd uit met zichzelf.

‘Je hebt nog niet eens gekeken.’ hoort hij naast zich.

‘Hè? O nee…’ Jona zoekt de stip. Daar is hij. ‘Zie je wel? Ik ben de schuldige.’

Nu hij het uitgesproken heeft, voelt hij zich veel beter. Dan roept iedereen door elkaar.

‘Wie ben je?’

‘Waar kom je vandaan?’

‘Wie is jouw God?’

‘Ik ben een Hebreeër,’ zegt Jona dan. ‘Ik geloof in de Here, de God van de hemel, die de zee en het droge heeft gemaakt.’

Het lijkt wel of de storm even iets afneemt. Het lijkt wel of de wind even zijn adem inhoudt om te luisteren naar wat de knecht van de Here zegt. De mannen zijn onder de indruk. Jona heeft een luide, duidelijke stem en wat hij zegt dringt diep in de harten van de schepelingen door. Sommigen leggen hun godjes weg. Dus dit is God, de God, de Enige, die alles gemaakt heeft…

Jona eindigt met de oproep: ‘Gooi mij maar in zee, dan zal die ophouden tegen jullie te woeden.’

De woorden die hij sprak hebben hem zelf geweldige moed gegeven. De matrozen pakken Jona op en jonassen hem het koude ruwe water in. Plons! En tot hun verbazing neemt de storm af. Het water wordt rustig. Ze komen tot de conclusie, dat de God van deze man zelfs een storm beheerst.

En Jona? Verdrinkt hij? Nee! God zorgt dat er een grote vis langs komt zwemmen, die hem opslokt. Drie dagen zit hij in de buik van de vis. Dan roept Jona tot God en de vis spuugt hem weer uit op het droge.

Waarom zucht je? Vond je het zo mooi? Ja, ik ook. En ik denk aan jou en ook aan mezelf. Wij zijn toch ook knechtjes van de Heer. Als we er tussenuit gepiept zijn mogen we om vergeving vragen. Dan kunnen we opnieuw beginnen. Op je post allemaal!

Download PDF