Bijbelverhalen

OT. 80 – NIEMAND WORDT VOORGETROKKEN

Zou Jona wel weten dat God van alle mensen houdt? Moet je hem daar nou zien zitten op de heuvel in zijn zelfgemaakte hutje. Wat kijkt hij boos, hè? Kom mee. We gaan hem even opzoeken.

Op de zuidelijke berghelling zit Jona. Hij kijkt eens naar het kleedje, dat hij die middag op de markt heeft gekocht en dan naar zijn takken hut. Voor een paar dagen kan hij het er wel mee doen. Even een kussen maken van zijn jas, sandalen uit en dan onderuit.

Hèhè! Wat was dat warm geweest vandaag. Zijn voeten doen pijn en in zijn hoofd draaien allerlei gedachten door elkaar. Gelukkig is hij nu klaar met zijn werk. Overal is hij geweest. In alle winkels, tempels, op alle markten en pleinen en bij het grote paleis heeft zijn luide, ernstige stem geklonken. Hij heeft zijn boodschap gebracht aan rijken en armen, de leerlooier met zijn bruin verkleurde handen en de verver met vlekken op zijn kleed, de moeders en de vele kinderen, soldaten, wevers, koperslagers. Iedereen heeft het woord van de Heer gehoord. Zelfs de koning, die net op leeuwenjacht zou gaan, is blijven staan. Jona schreeuwde tegen hem het hardst. Die roverkoning moest het maar eens goed horen en al die mensen uit die roversstad. Hij riep: ‘God heeft alles gezien. Hij neemt het niet langer. De stad wordt over veertig dagen ondersteboven gekeerd.’

De koning had hem niet eens laten grijpen. ’t Had hem trouwens ook niks kunnen schelen als ze hem in de gevangenis hadden gestopt. Hij moest zijn werk doen. Jona komt half overeind en kijkt het dal in. Wat een stad! Mooi gezicht zou het zijn als die instortte. Hij zat hier prima. Een groepje boeren komt langs zijn hut in rouwkleren. Ginds lopen nog meer mensen. Ook al in rouwkleren.

Jona kijkt nog wat scherper en dan ziet hij overal mensen in rouwkleren. Hij springt overeind en vraagt aan een man wat er aan de hand is.

‘De koning heeft het bevolen.’ zegt de man, ‘Er is een profeet geweest, die gezegd heeft dat Ninevé verwoest zou worden en nu mogen mensen en dieren niets eten of drinken. Iedereen moet rouwkleren dragen.’

Jona bedankt de man, die zijn weg al biddende vervolgt: ‘Wees ons genadig. Vergeef ons onze zonden, God van Jona.’

‘Nou nog mooier!’ denkt Jona. ‘Het is menens. Straks doet God het nog ook. Ja, de Heer zal alles vergeven, dan is mijn werk voor niks geweest.’

Jona wilde wel dat hij dood was. Met een boos gezicht, z’n handen onder z’n hoofd, zit hij daar tot de zon ondergaat.

De volgende ochtend wordt Jona wakker door een bromvlieg, die steeds op zijn gezicht gaat zitten. Waar is hij? O ja, in zijn hut. Wat is het hier heerlijk koel. Hij kijkt naar boven. Groene bladeren slingeren zich door de dorre takken van zijn hut. Wat is dat? Hij gaat het eens van buiten bekijken. Hé, dat is fijn! Er is een soort boompje gegroeid. Echt een wonder.

Jona gaat in de schaduw naar Ninevé zitten kijken en eet ondertussen een stuk brood en drinkt wat water uit zijn waterzak.

Er komt nog al wat gedruis uit de stad naar boven, anders dan anders. Het klinkt als een groot gehuil. Zelfs de dieren kun je horen loeien en blaten en krijsen en janken. Die hebben dorst en honger. Er trekt een lange optocht langs het paleis. Zo verstrijkt de dag en Jona wacht op Gods oordeel.

De les, die God hem de volgende dag leerde, zou hij zijn leven lang niet meer vergeten. Waar hij in zijn verdere leven ook zou komen, overal zou hij het vertellen.

De mensen die het hoorden zouden het weer doorvertellen en tenslotte zou het verhaal in de Bijbel opgeschreven worden. Het verhaal van Gods liefde voor alle mensen. Luister maar hoe het verder ging.

De boom is verdord. Hij zit vol bruine plekken. De zon schijnt door de takken heen recht op Jona’s hoofd. Dan steekt er ook nog een hete oostenwind op. Jona valt bijna flauw en wordt opstandig tegen God.

‘Ben je boos om die boom, Jona?’ vraagt God vriendelijk.

‘Ja,’ schreeuwt Jona, ‘Natuurlijk!’

‘Die boom heb jij niet eens zelf gemaakt… Zou ik dan Ninevé niet sparen, die grote stad, waarin erg veel kleine kinderen zijn en vee?’

Zo liefdevol is onze God. Hij vergeeft ons onze zonden als wij echt berouw hebben. Hij houdt niet alleen van Turkse, Marokkaanse, Belgische, Surinaamse kinderen. Ook van jou! Niemand wordt voorgetrokken. Ik ga hem ervoor danken. Jij ook?                        

Download PDF