Bijbelverhalen

OT. 28 – Het begin van de strijd (Ex. 7)

Geschreven door Josine de Jong (zie bijbelverhalen.nl)

Exodus 7

‘k Heb hem op een plaatje gezien, die schrijver van de Farao. Zijn beeltenis staat gegraveerd in de muur van een dodentempel te Gaza. Ik kijk naar zijn blote bovenlijf, de geplooide doek om zijn heupen. Drie nieuwe pennen steken in zijn krulhaar, een inktpotje staat naast hem. Gehurkt, zijn rug kaarsrecht, krabbelt hij een paar lettertekens op het papier. Zou dit de schrijver van Farao Ramses geweest zijn? Zou hij voor zichzelf een dagboek bijgehouden hebben? Zoiets geschreven hebben als…
Wat is het toch fantastisch om schrijver van de Farao te zijn. Vandaag heb ik wat beleefd! Die Mozes en Aäron, die twee oude Hebreeën, die vrijlating van het slavenvolk eisen, hebben voor heel wat opschudding in het paleis gezorgd. En niet alleen in het paleis, nee, het hele land is in beroering. Vanmorgen hebben ze zo maar het koninklijke baden in de Nijl verstoord. Niet te geloven toch! Juist toen de priesters het lied: ‘Nijl, Nijl, o goddelijke rivier’ begonnen te zingen en Farao zijn voet in het water zette, kwamen ze uit het riet te voorschijn.
‘De God van de Hebreeën beveelt: ‘LAAT MIJN VOLK GAAN OM MIJ TE DIENEN IN DE WOESTIJN, of anders…’ riepen ze brutaal. Ze hieven hun herdersstaf op en sloegen op de Nijl. Het gezicht van mijn meester trok wit weg. Voordat hij echter: ‘Grijp ze!’ kon zeggen, zagen we tot onze stomme verbazing de Nijl verkleuren vanaf de plek waar de staf in het water stak. Rood als bloed, nee echt bloed werd de Nijl. Het was gruwelijk en angstaanjagend. Ik moest ervan overgeven achter de bosjes. Toen ik weer terugkwam stonden de hoogedele raadgevers en tovenaars om de Farao heen. Ze waren gauw opgetrommeld om de truc na te doen. Allen hielden een kom water in handen dat ze in bloed veranderden, maar ik betwijfel of het echt bloed was. Volgens mij lieten ze er ongemerkt rode kleurstof in vallen. Maar hoe dan ook, de Nijl was wel mooi bedorven. Het stinkt verschrikkelijk in het land. Alle stromen, meren en plassen zijn vol bloed. Dooie vissen drijven met hun bleke buiken omhoog in het water. Heel de avond zijn we bezig geweest om in de omgeving van de Nijl putten te graven voor drinkwater. We stillen onze dorst maar met wat sap. O, als ik aan water denk ga ik over mijn nek.
Bah! een grote vieze vlek op deze papyrusstrook. Dat is niet de eerste vandaag. ‘k Heb al heel wat papier weg moeten gooien. Flats! Nu hier weer een vlek. Het wemelt van de kikkers. O, griezel, nou springt er één in m’n nek. Even weghalen. ’t Komt allemaal door die Mozes met zijn bleke broer. Na die bloedplaag van verleden week stonden ze vanochtend weer voor de Farao. Je moet toch maar lef hebben.
‘Zo zegt de Here,…’ klonk het weer.
Wie is die Here? vroeg ik me af. Wie is er hoger en machtiger dan de zonnegod Ra. Toch zeker niet de god van zo’n schapenvolk? Maar die lui zijn wel fanatiek, hoor!
‘ZO ZEGT DE HERE, LAAT MIJN VOLK GAAN OM MIJ TE DIENEN. INDIEN GIJ WEIGERT OM HEN TE LATEN GAAN, ZAL IK UW LAND MET KIKKERS BEDEKKEN!’
En dat tegen de Heer van Opper- en Neder Egypte!!
En nou stikken we in de kikkers. Hoe bestaat het, hè. Ik heb jarenlang de kikker aanbeden als een god. Kijk, daar zit er één bovenop mijn inktpot. Wat een engerd eigenlijk. Nou, dat ik hem nog ooit zal aanbidden, kan die wel vergeten.
Ik moet eerlijk zeggen, die Mozes en Aäron zijn wel goeie tovenaars, hoor! Die magiërs van ons kunnen natuurlijk ook wel kikkers toveren, maar dan hebben ze ze wel eerst in hun mouw gestopt.
Maar Mozes heeft er zoveel laten komen, het hele land is bezaaid. Ze zitten zelfs in de bakovens en bakblikken van het brood. Nou, lekker fris. Ik wordt er eigenlijk wel zenuwachtig van. Hoe zal ik vannacht kunnen slapen? Ze zitten bovenop m’n bed. Br!

…’Gelukkig, de kikkers zijn dood. Farao heeft toegegeven.
‘Bidt toch tot uw God,’ zei hij gisteren, ‘dat hij de kikkers laat verdwijnen van mij en mijn volk, dan zal ik uw volk laten gaan om de Here offers te brengen.’
En toen Mozes netjes vroeg: ‘Hooggeëerde Heer, wilt u zo vriendelijk zijn om ons te zeggen wanneer de kikkers weg moeten gaan, zodat u zult weten dat het de Here, onze God is, die dit doet.’ toen antwoordde hij: ‘Morgen.’
Wij allemaal in spanning natuurlijk en ja hoor! Precies toen Mozes en Aäron tot hun God baden, stierven de kikkers in het hele land. Alleen in de Nijl bleven ze leven. Ik word wel een beetje jaloers op die twee. Als een God zo je gebed kan verhoren, dan is Hij wel machtig… Zou je als Egyptenaar ook deze God kunnen aanroepen?
Nu zijn ze overal de boel aan het schoonvegen. Grote hopen dooie beesten liggen overal te stinken. Ja, wat moet je ermee? Begraven? Verbranden? De slaven hebben het er maar druk mee.
… Ik hoop dat dit dagboek nooit in handen komt van de Farao. Want nu moet ik toch even schrijven wat ik ervan vind. Farao heeft zijn woord niet gehouden. Dat kun je toch niet maken als koning? Waar blijven we dan! Waarom laat hij die Hebreeuwse slaven niet gewoon gaan? ’t Lijkt wel of het een soort erekwestie voor hem is. Hij wil per se winnen.
…. Vannacht kon ik weer eens niet slapen. Het stikt in m’n kamer van de muggen. Ze zeggen dat het een wraak is van de God der Hebreeën. Iemand heeft gezien dat Mozes en Aäron met hun staf op een berg stof sloegen en vanaf die tijd wemelt het van de muggen. Ze vliegen je mond en je neus binnen. Bah! ’t Is gek, maar ik heb eigenlijk toch nog moeten lachen. Die geleerden en tovenaars stonden als gekken te proberen ook muggen te voorschijn te toveren, maar het lukte natuurlijk niet. Je kunt moeilijk een zwerm muggen in je hoge hoed verbergen. ’t Was echt geen gezicht.
‘De God der Hebreeën is ons de baas,’ zeiden ze. Farao woedend natuurlijk. Hij heeft zich de hele dag opgesloten in z’n kamer. Niemand werd tot hem toegelaten. Door dit alles ben ik wel tot de conclusie gekomen dat de Here ver boven alle andere Goden staat. Ik denk dat ik vandaag naar Mozes ga om te vragen hoe ik tot Hem moet bidden. Want zo’n machtige God wil ik ook hebben.

Download PDF