Bijbelverhalen

Sandra vindt een thuis

Kijk, daar staat Sandra. Daar in die telefooncel. Ze belt haar oma op. Dat kan ze best,
want ze is al tien.
“Hallo, oma. Ik kom er weer aan, hoor!” zegt ze met een blij gezicht.
Oma en opa zijn met vakantie geweest naar Spanje en dus moest Sandra weer een
poosje bij haar moeder wonen. Vind je dat gek?
Dat komt zo. Sandra’s moeder kan haar niet opvoeden. Ze is ziekelijk en gauw van
streek. Vaak moet ze voor een poosje naar een rusthuis. Daarom is Sandra al vanaf dat
ze een baby was door opa en oma opgevoed.
Gelukkig is de vakantie om en kan Sandra weer huis en naar haar vriendjes en
vriendinnen uit de buurt.
Maar waarom kijkt ze nu ineens zo verschrikt? Wat zegt oma nu?
Sandra legt de hoorn maar weer op het toestel en langzaam loopt ze de telefooncel uit.
Oma zei: “Sandra, ga maar weer naar je moeder terug. Ze moet jou nou zelf maar weer
verder opvoeden. Wij worden te oud. We kunnen het niet meer.”
Het is wel waar wat oma zegt. Haar gezondheid is niet meer zo best. Sandra gaat
bovenop haar koffertje zitten. Wat nou? Terug naar mamma? Naar dat piepkleine
kamertje in die achterbuurt?
“Dat nooit!” denkt ze. “Ik ga een huisje voor mezelf bouwen.”
Maar ja, waar haal je planken vandaan en een bed en dekens en…
Ach, ze zit weer te fantaseren. Je eigen huisje bouwen. Dat kan natuurlijk niet.
Moedeloos ploft ze op een bankje neer. Haar tas staat tussen haar benen en haar
koffer naast zich. Er komt een enge man naast haar zitten met donkere ogen en een
ongeschoren gezicht. Hij schuift steeds dichter naar haar toe. Br!
Gelukkig staat er een eindje verderop een politieauto. Vlug loopt ze erheen, zeulend
met haar spulletjes.
“Agent, agent!”
“Zo, jongedame, wat heb je op je lever?” vraagt de agent.
“Ik mag niet meer bij oma wonen en bij mamma wil ik niet.” zegt Sandra.
Verbaasd stelt hij haar wat vragen en dan mag ze zomaar in de politieauto zitten. Wat
interessant, zeg!
Ze wordt naar het bureau gebracht. Maar Sandra hoeft niet in de gevangenis, hoor!
Tuurlijk niet. Ze heeft toch niks verkeerds gedaan?
De agenten drinken koffie en Sandra denkt: “Kom, ik kan wel even de kopjes afwassen
voor die lui.”
Ze is wel benieuwd wat er verder met haar gaat gebeuren. Steeds andere agenten
komen binnen. Als ze hun petten afzetten zijn het eigenlijk net gewone vaders. Ze
maken grapjes met elkaar en geven haar lekkers.
Sandra zou hier best willen wonen. Dan zou ze elke dag koffie zetten. Zouden ze hier
geen kamertje voor haar hebben?
“Nee,” zeggen de agenten, “Alleen een cel.”
Brr. Nee, daar wil ze niet in.
Na een poosje komt er een vriendelijke dame, aan wie Sandra alles vertelt.
“Hoor eens,” zegt die vrouw. Ik breng je in een opvanggezin. Daar kan je een poosje
wonen en intussen kijken we of we een pleeggezin voor je kunnen vinden.”
Sandra vindt het best. En zo vertrekt ze naar haar eerste opvanggezin.
Een paar maanden later.
Sandra stapt zenuwachtig over straat. Haar voogdes, die naast haar loopt, babbelt aan
een stuk door. Ze zijn op weg naar het pleeggezin.
In het opvanggezin is het niet goed gegaan. Sandra mocht er niks. Bij oma mocht ze
alles. Ze is wel eens brutaal uitgevallen tegen de opvangmoeder. En… ze heeft geld
gestolen.
Ja, ze wou opa en oma zo graag weer eens een keertje zien. En toen lag daar die
portemonnee. Sandra had er een briefje van tien uitgehaald. Ze had eerst een zakje
patat gekocht en toen was ze op de tram gestapt. Nou, opa en oma waren maar wat blij
dat ze haar weer zagen.
“Mag ik weer bij jullie komen wonen?” smeekte Sandra.
“Nee, kind. Het kan echt niet. Blijf nu maar waar je bent. Daar heb je het goed.”
“Maar ik krijg nooit eens patat en ik moet ’s avonds zo vroeg naar bed. Ik kan geen
televisie kijken en een grote zak drop kopen en…”
Maar opa en oma bleven bij hun besluit.
Toen Sandra om zeven uur thuis kwam, waren de opvangouders vreselijk boos. Ze
zeiden dat Sandra een dief was en dat ze wel in de gevangenis terecht zou komen.
Voor straf moest ze zonder eten naar bed. Natuurlijk net als er zo’n leuke politieserie
was op de tv.
Zou het in het pleeggezin ook zo vervelend zijn? Sandra was wel een keertje kennis
wezen maken. Er waren een vader en een moeder, twee jongens en twee meisjes, die
iets ouder waren dan zij en ook nog een jochie van drie, Hansje.
Zo, ze zijn er. De voogdes belt aan en de deur zwaait open. Ze hadden hen al aan zien
komen. Sandra geeft de pleegmoeder wat verlegen een hand. Even later zitten ze in de
gezellige huiskamer. Een kleine hond snuffelt aan haar benen. Dat kriebelt zo grappig.
De moeder en de voogdes beginnen een gesprek. Sandra kijkt wat in het rond. Veel
boeken hebben ze hier. En gelukkig ook een tv.
Na het tweede kopje thee zegt de moeder: “Kom ik zal je je kamertje wijzen.”
Achter elkaar aan lopen ze de smalle trap op naar boven. Er gaat een deur open en
een krullenbol verschijnt om de hoek. Dat is Bart, de oudste zoon.
“Hoi,” zegt hij en duikt verlegen z’n kamertje weer in. Er hangt een houten bordje boven
zijn deur.
“Diepvries.” staat erop. Dat heeft hij van de slager gekregen, waar hij ’s zaterdags
werkt.
Als de deur van Sandra’s nieuwe kamertje opengaat is ze helemaal verbaasd. Het is zo
gezellig met dierenplaten aan de muur en plantjes in de vensterbank. Sandra staat
maar te kijken.
“Hoe vind je het?” vraagt de moeder. “We zullen je maar alleen laten, hè? Dan kun je
even wennen. Hier in de kast kun je al je spullen leggen, hoor!”
Sandra staat sprakeloos.
Als de deur achter haar gesloten is, gaat ze op de rand van het bed zitten. Er zit een
zachtroze hoes om het dekbed, met bloemetjes erop. Leuk, hoor!
Zou ze hier echt altijd mogen blijven wonen?
Of zouden ze haar na een poosje zat zijn…
Als dat zo is, kan ze maar beter ineens weggaan. Er is vast wel ergens op de wereld
een moeder die haar hebben wil. Zal ze… Nee. Ze pakt haar koffertje niet uit. Ben je
gek, zeg? Als ze wat kleren nodig heeft, pakt ze die gewoon uit haar koffertje. Ze kan
maar beter alles klaar hebben staan voor het vertrek.
Het is veertien dagen later en bijna kerstfeest. Sandra heeft nog steeds haar koffertje
niet uitgepakt. Als ze haar tanden gepoetst heeft, doet ze haar tandenborstel en
tandpasta weer in de koffer. ..
De pleegmoeder heeft al zo vaak gezegd: “Leg je spullen toch in de kast, Sandra.”
Maar ze kijkt wel uit.
Het was erg gezellig in het pleeggezin. Veel beter dan in het opvanggezin. ’t Zou wel
jammer zijn als ze haar wegstuurden. Maar eens moest het ervan komen. Die
onzekerheid was wel vervelend. Weet je wat? Als ze nou eens…
“Wie is er toch met die vieze voeten naar binnen komen lopen? Toch niet Sandra?”
vraagt de moeder. “Kijk nou toch eens… Ga maar opvegen. Het blik en de veger liggen
in het gootsteenkastje.”
Bijna had Sandra het nog gedaan ook, maar ze bedenkt zich op tijd. Brutaal klinkt het:
“Vlieg op. Doe het zelf!”
De moeder schrikt ervan. Toch zegt ze niets, maar gaat het gewoon zelf opvegen.
“Ik heb een onvoldoende voor rekenen.” dramt Sandra door. “Ik heb allemaal
onvoldoendes en ik schrijf afschuwelijk volgens de meester.”
Dit moet de moeder toch wel raken.
Maar nee. “Ik zou maar goed m’n best doen, als ik jou was, San.” antwoordt ze kalm.
Het is om uit je vel te springen. Werd die moeder nou maar eens kwaad. Plannetje twee
dan maar. Dat is… stelen. Dan zullen ze haar wel meteen wegsturen. Dat kan niet
missen. Als ze haar er vandaag nog uitgooien, dan kan ze voor de kerst in het
buitenland zijn. In Frankrijk of zo, maar ze ging niet waar er oorlog was, hoor!
Het stelen ging erg gemakkelijk, want moeders tas lag zo maar op tafel. Sandra pakt
maar ineens een briefje van vijfentwintig. Dat zou wel genoeg zijn voor Frankrijk. Het is
wel vervelend, dat de moeder het helemaal niet merkt. Of zegt ze er alleen maar niks
van?
Sandra zal het dan zelf maar even zeggen.
“Ik wil voortaan geen peentjes meer eten, van spruitjes word ik kotsmisselijk en ik heb
ook geld gestolen van u.”
“Maar Sandra,” zegt de moeder ontsteld.
“Die is even brutaal,” roept Bart, “Als wij dat allemaal zouden zeggen, dan kregen we
een lel om onze oren.”
“Ja, en zonder eten naar bed.” voegt Peter er aan toe.
“Bemoeien jullie je er niet mee,” vermaant moeder.
Sandra denkt: “Ne even doorzetten.”
“Ik vind u trouwens een moeder van niks en die jongens vind ik… oliebollen.”
De jongens kijken elkaar aan en proesten het dan uit van het lachen. Dat is helemaal
om uit je vel te springen. Ze wordt gewoon uitgelachen. Nou, ze zullen ervan lusten.
Met grote stappen beent ze de kamer uit en smijt de deur met een knal achter zich
dicht.
Ze zou alles kapot slaan of zo.
Woedend loopt ze door naar de zolder. Daar is het kamertje van Peter. Wat moet ze
daar nou doen?
Eigenlijk niks. Ze kijkt even rond.
Wacht eens… daar staat de computer van Peter. Daar kan ze wel eens even op gaan
spelen. Ze zoekt een spelletje op van een doolhof. Een happertje zit steeds achter je
aan en die moet je ontlopen. Telkens weer krijgt het happertje haar te pakken.
“Rotding!” schreeuwt ze boos en slaat met haar volle hand op het toetsenbord.
Plotseling voelt ze twee sterke armen om zich heen. Het is Peter, die ongemerkt het
kamertje was binnengekomen.
“Zeg, wil je wel eens even van mijn computer afblijven, Sandra. Anders krijg je klapjes
van mij!”
Met een rood hoofd kiest ze dan maar eieren voor haar geld. Ze duikt haar kamertje in
en doet de deur op slot. Wat nu? Zou ze zelf maar weggaan?
Als die mensen maar niet zo vriendelijk waren. Dat zou veel gemakkelijker zijn.
“Sandra,” roept Hansje, rammelend aan de deur…
“San, kommie met me spele. Met me boot? Hij gaat nou kilo vijftig… Kommie, ja?”
Hansje heeft zo’n lief stemmetje. Het is een guitig joch. Je kunt gewoon niet boos zijn
op hem.
“Ik kom niet!” zegt ze nors.
Hansje druipt af. Hij gaat naar de kamer, waar pappa de doos met kerstspullen te
voorschijn heeft gehaald. Daar moet hij bij zijn. Zijn schip laat hij maar voor wat het
was.
Moeder loopt naar boven. Ze heeft over Sandra’s gedrag nagedacht. Het is ook al zo
vreemd dat ze haar koffertje niet wil uitpakken. En dan die brutale woorden.
“Sandra probeert ons boos te maken,” denkt ze. Terwijl ze de trap oploopt bidt ze
zachtjes in zichzelf.
“Heer, help me om Sandra te begrijpen. Als ze wist hoeveel u van haar hield, dan zou
dat al een heel verschil maken.”
Dan klopt ze op de deur.
“Sandra, ik ben het, doe eens open.”
Sandra schuift onwillig de knip eraf.
“Mag ik even hier op je bed zitten? Hier heb je een cadeautje van pappa en van mij. We
hadden het je eigenlijk met de kerst willen geven, maar…”
Sandra is verbaasd. Zijn ze dan niet boos op haar? Ze frunnikt het papier eraf.
“Een kinderbijbel?” zegt ze blij.
Ze bekijkt aandachtig de mooi gekleurde platen. Hij is vast erg duur geweest.
“Er staat een mooi verhaal in, Sandra. Van iemand die heel veel van je houdt. Het is
Jezus. Kijk, hier is de plaat van het kerstfeest. Toen werd Jezus als kindje op aarde
geboren.”
Sandra zit stil te kijken. O, het is zo mooi. Ze wist niet eens dat het kerstfeest met Jezus
te maken had. Ze dacht altijd dat de kerstman in een soort bunkertje was geboren. Nou
kon ze alles eens precies nalezen.
Maar… sturen ze haar dan niet weg? Willen ze echt dat ze blijft?
Onzeker vraagt ze het aan de moeder.
“Jou wegsturen?” roept die echter uit, “Natuurlijk niet. We hebben juist gebeden om een
pleegkind en nu je bij ons bent, willen we ook dat je blijft.”
Nu komen de tranen los. Ze heeft spijt van die brutale woorden van daarstraks. Moeder
trekt haar dicht tegen zich aan.
“Ik kan je best begrijpen,” zegt ze. “Eerst kon je moeder je niet houden en toen oma en
opa niet en later weer dat opvanggezin…
Wij hopen echt dat je bij ons een thuis vindt, San. Zeg, jij kan toch zo mooi tekenen? Ik
heb nog een kerstkaart die niet af is. Bart heeft er met sierletters een tekst op
geschreven, maar nu moet iemand anders er nog wat omheen tekenen. Wil jij dat
doen?”
Dat wil Sandra best. Even later zit ze aan haar bureautje te tekenen. Kersttakjes, hulst,
een kaars. Weet je wat er op die kaart staat? “Al hebben mijn vader en mijn moeder mij
verlaten, toch neemt de Heer mij aan.”
Als ze klaar is gaat ze hem beneden laten zien. Maar eerst doet ze nog wat anders.
Juist, je raadt het al. Ze gaat haar koffertje uitpakken. Haar kleren komen netjes op een
stapeltje in de kast. De kinderbijbel ernaast… Ze streelt haar dekbed en geeft de
knuffelbeer een kusje. Dan pas gaat ze naar beneden.
De kerstboom is nog niet opgetuigd. Brenda heeft iets geks verzonnen. Ze is Hansje
aan het optuigen. Hij heeft kerstbellen in zijn handen en allemaal slingers om zich heen.
Zo lijkt hij wel een lopende kerstboom.
“Zal ik de lichtjes vastmaken in de boom?” vraagt ze.
Maar daar klinkt moeders stem uit de keuken.
“Wil mijn jongste dochter even helpen met het versieren van de Kerstcake?”
Even denkt ze na. De jongste dochter??? DAT IS ZIJ!

Download PDF