Zoals jij is er maar één.
Zoals jij kijkt, kijkt er geen.
Zoals je lacht, je handen zo zacht.
Jij bent uniek en heel speciaal, zoals je brabbelt in
babytaal…
Eenmaal ging je hartje kloppen, eenmaal gingen je
voetjes schoppen.
Eenmaal geschrei en daar was jij!
Jij bent uniek en heel apart al ben je blank of bruin of
zwart.
Wie heeft jou zo mooi geweven?
Wie heeft jou zulk haar gegeven?
Zeg eens gauw: Wie maakte jou?
Jij bent uniek en heel bijzonder en voor mij ben jij een
wonder.
Eens was jij een heel klein popje. Eens zo groot als een
speldenknopje.
In het begin een heel klein ding.
Jij bent uniek en exclusief.
Zelfs als je huilt ben je nog lief.
En nu word je zonder vragen in de gemeente
opgedragen.
Kijk maar tevreden, de zegen krijg je mee.
Jij bent uniek en buitengewoon, want… voor jou gaf God
zijn zoon!